In 1135 stichtte Mechteld, weduwe van burggraaf Arnold, een klooster voor dames van stand waar nu het buurtje Oudwijk-Noord ligt. De dames legden geen belofte van armoede af, ze mochten eigen bezit behouden. Zo konden ze comfortabel leven in dit zogenoemde wereldlijk stift. In 1173 kreeg het klooster ook een grotere, stenen kerk. Het was grotendeels zelfvoorzienend met boomgaarden, moestuinen, een eigen bakhuis en een bierbrouwerij. In de 13de eeuw werd het een benedictijner abdij (klooster met gelofte van armoede), de Sint-Stevensabdij, ook wel bekend als abdij van Oudwijk.
De Pruimeboom
In 1584 staken burgers de abdij in brand om te voorkomen dat vijandige (Spaanse) troepen zich er zouden verschansen. Later werd het landgoed in kavels verkocht en verpacht. Procureur bij de rechtbank Hiëronymus van Alphen (1746 – 1803) betrok in de 18de eeuw het oude landhuis. Hij was ook bekend als dichter van kinderversjes zoals zijn beroemde De Pruimeboom: ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o! als eijeren zo groot …’ Naar hem is het Van Alphenplein genoemd, het kloppend hart van Oudwijk-Noord.
Huize Oudwijck
In 1864 werd het landhuis grondig verbouwd tot het witte pand dat tegenwoordig Oudwijk 19 als adres heeft, een gasthuis met de chique naam Huize Oudwijck. In 1923 kocht de rooms-katholieke kerk een deel van de voormalige kloostergronden om er pal voor het oude landhuis de Heilig Hartkerk te stichten. Eind 20ste eeuw werd de kerk verbouwd tot appartementencomplex. De straatnamen in de buurt (Kersstraat, Braamstraat, Haagstraat etc.) herinneren nog aan het fruitige en groene verleden.
Boek
De hele geschiedenis van de abdij is na te lezen in het boek Uitzicht op Oudwijk (2021) van historica (en buurtgenote) Charlotte Broer, zie www.broerendebruijn.nl