Nu die langverwachte zomer op zijn eind loopt denk ik aan de winter, en aan de winters van toen. In de jaren zeventig en tachtig groeide ik op aan de Stadhouderslaan. Geen winter ging voorbij zonder dat er geschaatst werd in het Wilhelminapark. Als ‘puber on ice’ wilde je laten zien dat je ook op ijzers een hele vent was. Maar uiteindelijk kon er maar één iemand echt schaatsen en dat was meneer Van de Ven, eigenaar van de buurtsuper in de Dillenburgstraat.
Er waren vier winkels in dat kleine straatje. Een groenteboer, gerund door een oudere vrouw in bloemetjesjurk en haar bebaarde zoon, een mopperende sigarenboer, een bakker waar twee vriendelijke dames je brood sneden, en natuurlijk buurtsuper Van de Ven. Mevrouw Van de Ven deed kaas en vlees, meneer Van de Ven bestierde de kassa.
Zodra je in het park kon schaatsen, offerde Meneer van de Ven er graag zijn lunchpauze aan op. Dat schaatsen deed hij niet voor de lol. Hij trok niet op noren lange banen door het park, evenmin fladderde hij doelloos als een kind over het ijs. Nee, Van de Ven reed altijd een perfecte acht. Steevast begon hij op hetzelfde punt. Op zijn linkerbeen reed hij de onderste cirkel, op zijn rechter de bovenste. En dat een halfuur lang, waarna hij zijn schaatsen uittrok om terug te keren naar de kassa.
Toegegeven, de kans op ijs wordt alsmaar kleiner. Maar als het zo ver is, dan zal ik het proberen. Dan ga ik voor de perfecte acht.
Arend Hosman is uitgeefdirecteur van Alfabet Uitgevers in Amsterdam en woont in de Oudwijkerlaan (Oudwijk-Noord).
Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021