Auteursarchief: Oostkrant

Kees Jongkind

Op 29 september was ik uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje in de buurt. Een bijzondere bijeenkomst, want de jarige had de respectabele leeftijd van 120 jaar bereikt! De gesprekken gingen natuurlijk vooral over vroeger. Centraal in alle verhalen stonden de sportieve prestaties van het feestvarken. De aanwezige Paul Litjens, een hockeyfenomeen, vertelde uit eigen ervaring over prachtige successen. Net als veelvoudig cricket-international Floris Jansen, die achter de bar stond.

Jansen schotelde het gezelschap halverwege het feest een uitgebreide Indische rijsttafel voor. Een toepasselijk gerecht, want de jubilaris is in 1902 geboren in de Utrechtse Zeeheldenbuurt waar destijds veel vanuit Nederlands-Indië terugkerende families gingen wonen. De jongelui uit de buurt voetbalden en speelden cricket op een driehoekig grasveld tussen de huizen. Het voelde als een klein dorp.

Pas op latere leeftijd omarmde de jarige job naast voetbal en cricket ook andere sporten, te beginnen met hockey. Met veel succes. En eenmaal verhuisd naar de Maarschalkerweerd was er zoveel ruimte in en rond het nieuwe huis, dat er ook jeu de boules- en tennisbanen werden aangelegd, en squashbanen in de kelder.

De tuin, noem het een sportpark, is voor iedereen toegankelijk, ongeacht geslacht, leeftijd, afkomst of religie. Zo’n zesduizend sporters, vooral uit Oost, maken er geregeld gebruik van. Dat wordt een enorm feest als in 2027 de 125-ste geboortedag wordt gevierd. Een mijlpaal die ongetwijfeld wordt bereikt, want de krasse knar heeft nog altijd een sterk (blauw) hart. Lang leve Kampong!

Kees Jongkind (53) is sinds 1990 verslaggever bij NOS Studio Sport en Andere Tijden Sport.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2022.

Sint Maarten Parade

Vrijdag 11 november kun je genieten van de grote Sint Maarten Parade. Tientallen metershoge lichtsculpturen gaan in een lange optocht van het Maliebaanstation via de singels naar het Moreelsepark. Dansers, muzikanten en theatermakers begeleiden de stoet. Samen met vele brandende fakkels en vuurspuwers langs de route is de parade een indrukwekkend spektakel voor jong en oud!

Thema De Pest
Als afsluiter van Utrecht 900 Jaar stadsrechten pakt organisator Sharing Arts Society deze editie van de jaarlijkse parade extra uit. Elke wijk is met een thema uit de rijke historie van onze stad aan de slag gegaan. Oost kreeg het thema ‘De Pest’, een dodelijke ziekte die de stad eeuwenlang in de greep had. Voor projectleider en kunstenaar Jurrian van den Haak een uitdaging: “De pest is natuurlijk een weinig vrolijk onderwerp, maar ja, een stad kent voorspoed én tegenspoed, dat hoort erbij. Ik ben aan de slag gegaan met studenten van de Hoge School Utrecht om ook namens Oost met mooie lichtsculpturen bij te dragen aan de parade. We kozen voor pestsymbolen als de het schip en de rat (de verspreiders van de pestbacterie), raaf, snavelmaskers en Magere Hein, hét symbool van de dood. In totaal hebben we zeven lichtsculpturen gemaakt die de studenten zelf zullen voortbewegen in de parade.”

Beelden komen tot leven
Een van de studenten is Emmanuela. “We maakten onze sculpturen, een soort kostuums, van wilgentakken en rijstpapier, breekbare materialen. Dat gaf frustraties, want knakkende takken en scheeftrekkende constructies schieten niet op. Uiteindelijk heb ik me daar maar bij neergelegd. Als mijn sculptuur weer ‘ns scheef stond dacht ik: het waren natuurlijk ook treurige tijden. Het einde maakte weer veel goed. Nadat we de lichtjes hadden aangebracht kwamen de beelden tot leven, heel gaaf. Spannend om vrijdag mijn vier meter hoge ‘kostuum’ aan te trekken en in de parade mee te lopen.”

Over Sint Maarten
Sint Maarten is de beschermheilige van de stad Utrecht. Elk jaar op 11 november herdenken we zijn sterfdag in het jaar 397. Feestelijk, want na de oogstmaand oktober is het tijd voor een feestje. Maarten (Martinus) was militair in het Romeinse leger en werd later kluizenaar en zelfs bisschop van het Franse Tours. Hij verwierf eeuwige roem toen hij bij de stadspoort van Amiens zijn rode soldatenmantel aan een arme naakte bedelaar gaf. Het rood-wit in het wapen van Utrecht en het tenue van F.C. Utrecht verwijst naar de rode mantel en het bijbehorende witte onderkleed.
Utrecht heeft een eeuwenoude band met Sint Maarten (Martinus). In de zevende eeuw vestigde missionaris Sint Willibrord zich in een kerkje dat de Franken hadden gebouwd op het huidige Domplein. Die benoemde Sint Maarten tot schutspatroon van de stad. Sinds 2011 organiseert Utrecht ter herdenking weer een parade met lichtsculpturen. Vuur speelt daarbij een grote rol, omdat in de vroege middeleeuwen de armen op Sint Maartensdag zingend en met fakkels langs de huizen van de rijken trokken in de hoop wat extra’s te krijgen. Tegenwoordig gaan kinderen op 11 november zingend met lampions langs de deuren.

Sint Maarten Parade
Start: 18:00 uur Maliebaanstation
Eind: 20:00 Moreelsepark
Routekaart

Meer info: www.sintmaartenutrecht.nl

Emmanuela in het frame van haar sculptuur

Dirk Gentenaar

Zie je een geschilderde familienaam en huisnummer op een deur in Oost? Grote kans dat die gezet zijn door Dirk Gentenaar. Al 50 jaar lang schildert hij cijfers, letters en andere decoraties op deuren en wanden. Met platte pet, schildersjas en een koker vol penselen onder de arm is hij een herkenbare verschijning in het straatbeeld. Een gewaardeerd vakman bovendien. “Je moet de juiste slag hebben, ik heb er vier jaar over gedaan om het onder de knie te krijgen. Geen getreuzel, maar met een vloeiende beweging in één keer erop. Dat is de crux.”

Swiebertje
Dirk heeft het vak niet van een vreemde. “Mijn vader was reclameschilder, hij schreef bedrijfsnamen op busjes, vrachtwagens en etalageruiten. Ik begon in de jaren 60 bij de NTS, de voorloper van de NOS. Ik schilderde decors voor onder andere het tvprogramma Swiebertje (‘een kopjen kofjen graag, met een koekjen‘). Later ging ik in de leer bij mijn vader. Helaas overleed hij na een half jaar, dus uiteindelijk heb ik veel zelf moeten uitvogelen. In die beginjaren voorzag ik kranen, tankwagens en zelfs vliegtuigen van namen en teksten.”

Decoratief werk
Toen bestickering van auto’s opkwam verlegde hij zijn aandacht naar het decoratieve werk voor huizen, winkels en horeca. Binnen en buiten. Soms als specialist ingehuurd door een schilderbedrijf. “Muurschilderingen, restauraties en ook naamschilderingen op deuren, ramen en muren. Zo heb ik het muurgedicht op een zijgevel aan de Koningslaan erop gezet. Ik kan ook deuren en lambrisering ‘repareren’ door het profiel van hout of marmer in 3D na te schilderen. Zie je niks van, ook met verf en penseel kun je renoveren, mooi toch?”

Handtekening van Oost
Dirk is de 70 gepasseerd en met pensioen, maar hij trekt er op zijn fiets nog dagelijks op uit om te schilderen. “Ik ken deze buurt en de Binnenstad goed, de meeste namen en nummers zijn van mijn hand. Ik lees de Oostkrant en het leek me leuk om daarin te adverteren. Zo kom ik weer in contact met oude en wellicht nieuwe klanten. Thuiszitten is niks voor mij, ik wil onder de mensen zijn en mooie decoraties voor ze maken. En het leuke is: als ik door Oost fiets, dan zie ik overal mijn handtekening.”

Dirk Gentenaar 06-54388974

Dirk Gentenaar voor de deur van een van zijn (trouwe) opdrachtgevers, de familie Visser – foto Arnoud Wolff

Jeroen Kreule

Wanneer ik met mijn dochters door de Albert Heijn aan de Burgemeester Reigerstraat loop en vraag welke groente ze willen eten, hoeven ze meestal niet lang na te denken: spinazie!

Niet de verse, maar de à la crème variant. Liefst die van Iglo, in hun ogen de lekkerste. Wanneer ik in mijn keuken aan de Homeruslaan bevroren blokjes in een pan gooi, denk ik altijd even aan de tuinders die tot begin vorige eeuw op een steenworp afstand van mijn huis gevestigd waren. Door de vruchtbare gronden langs de Minstroom – ook wel de Parel van Utrecht Oost genoemd – was Abstede vanaf de Middeleeuwen een belangrijk hoveniersgebied.

Nu nauwelijks meer voor te stellen, maar het gebied telde bijna 200 hoveniers. Hun specialiteit? Rode kool en … spinazie. Harde winterspinazie, om precies te zijn. Daar kwam ik enkele jaren geleden achter tijdens het schrijven van een krantenartikel over de geschiedenis van de Minstroom. De groenten werden op de markt en aan de deur verkocht. Veel hoveniers beschikten daarvoor over een honden- of paardenkar. In het gebied zit anno 2022 geen enkele tuinder meer, maar wie nu over de Abstederdijk, Zonstraat of Notenbomenlaan loopt, komt nog enkele oude hovenierswoningen tegen.

De Minstroom stroomt nog altijd en spinazie is in Oost nog steeds te koop. Duitse spinazie, aldus Iglo. Toeristen kunnen in de zomermaanden zelfs met een mini-trein langs de spinazievelden in Münsterland tuffen. Een wandeling langs de Minstroom is vermoedelijk minstens zo leuk.

Jeroen Kreule (1972) is freelance journalist en schrijft onder meer voor het AD Utrechts Nieuwsblad wekelijks de historische rubriek ‘Utrecht in…’ over het verleden van de stad.   

Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2022.

Jessica van Geel

‘Kennis bestaat uit woorden, en maar zelden uit ervaring’. Ik stond voor haar oude woonhuis aan de Prins Hendriklaan 48 toen de zin me te binnen schoot. Een journalist wilde me wat vragen stellen over mijn boek over Truus van Lier, ik was te vroeg, en voor het eerst sinds lange tijd tuurde ik weer eens naar de gevel van het huis waarin ze opgroeide, de jonge verzetsvrouw die op 22-jarige leeftijd in Sachsenhausen werd gefusilleerd. Haar oude huis is nu het ticketoffice van het naastgelegen Rietveld Schröderhuis. Een gewoon huis, naast werelderfgoed.

Hier achter deze ramen, dacht ik, heeft Truus verzetsvergaderingen gehouden. Vóór de oorlog stond ze op dit balkon te zwaaien wanneer de militairen uit de kazerne er tegenover op Koninginnedag langs marcheerden. En haar moeder;  waar in dit huis las ze de brief dat haar dochter gevangen zat als ‘moordenares van politiepresident Kerlen’, een felle NSB’er?

Dit huis zat vol verhalen.

‘Kennis bestaat uit woorden, en maar zelden uit ervaring’. Het is een zin van NRC-journalist Marjoleine de Vos. De meeste kennis die we in ons leven opdoen, legt ze in haar boek Doe je best uit, hebben we niet zélf meegemaakt, maar komt tot ons via verhalen. Via historische verhalen, historische feiten. Maar ook zoiets actueels als de oorlog in Oekraïne heb ik niet zelf gezien. Ik heb het gelezen in de kranten, gehoord van getuigen op televisie.

De bakstenen van dit ‘gewone huis’ aan de Prins Hendriklaan zijn voor mij gaan leven, bedacht ik toen ik de journalist zag komen aanlopen, omdat ik – voor zover mogelijk dan – de verhalen ken die erachter schuil gaan. Truus zag, jij ziet, wat ik niet zie. Laten we elkaar verhalen vertellen.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2022.

Ronald Giphart

Sommige dingen veranderen niet. Mijn vader, huisvestingsambtenaar te Dordrecht, was erg geïnteresseerd in architectuur. Tijdens wandelingen leerde hij mij naar boven te kijken, als hij mij wees op versieringen, baksteenformaties, ornamenten en andere kenmerken waaraan je de leeftijd van een woning kunt aflezen. Regelmatig discussieerden we over de vraag of een bepaald huis bijvoorbeeld uit 1880 of 1905 stamde.

Toen ik net studeerde maakten mijn vader en ik lange ontdekkingstochten door Utrecht, onder andere in de buurt van het Rietveld Schröderhuis in de Prins Hendriklaan en aanpalende wijken. Ook hier vergaapten we ons aan gevels, decoraties, stijlen en architectonische hoogstandjes. Eind negentiende eeuw. Jugendstil.  Wederopbouw-huizen. De benepen sociale woningbouw van de jaren zestig en zeventig.

Jaren later heb ik ook met mijn eigen kinderen veel door de stad gestruind, waarbij ik hen probeerde te leren wat mijn vader mij had bijgebracht. Zo troonde ik tijdens coronatijd mijn jongste zoon regelmatig mee de stad in, waarbij we meestal de loop van de Minstroom volgden, het onooglijke slootje tussen de Biltse Grift in het Oorsprongpark en de Singel ter hoogte van de Abstederbrug.

Ook mijn zoon bleek een meester in het raden van de leeftijd van gebouwen. Althans, dat dacht ik. Toen hij met veel stelligheid over een huis zei dat het typisch een woning was van rond 1902, zei ik dat zijn opa trots geweest zou zijn. Minzaam glimlachend liet mijn zoon mij zijn mobiele telefoon zien, waarmee hij razendsnel het exacte bouwjaar had achterhaald. Sommige dingen veranderen wel degelijk.

Ronald Giphart (1965) won in 2004 voor zijn oeuvre de C.C.S. Croneprijs, de tweejaarlijkse literatuurprijs van de stad Utrecht. Zijn laatste roman Nachtangst verscheen in november 2021 bij uitgeverij De Bezige Bij.

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2022

Eric Roeske

Vanuit mijn uitvalsbasis de Krommerijnwijk fiets ik al tweeënhalf jaar op mijn mountainbike door de regio op zoek naar nieuws voor de Utrecht-editie van de Telegraaf. Pakweg 15 tot 20 artikelen schrijf ik per week, gelukkig gebeurt er genoeg in en rondom de stad!

Ik woon meer dan 40 jaar in mijn stadsie, maar mijn baan als stukjesschrijver is dé manier om de stad nog beter te leren kennen. Uiteraard volg ik alle lokale politieke besluiten, en verwonder ik me vaak over de ingrijpende gevolgen.

Een paar voorbeelden in Oost: de Oudwijkerdwarsstraat is onlangs opgeknapt, maar wat blijkt: het is een racebaan geworden! De middenbaan van de Maliebaan wordt fietspad, terwijl de duizenden fietsers juist haaks daarop van het centrum naar het Science Park rijden. De beeldbepalende school aan de Rubenslaan staat al dertien jaar leeg, verpaupert de buurt, dus … slopen maar! En het toppunt is het voormalige spoorhuisje van Aline aan de Zonstraat. Ze had het opgeknapt en voorzien van zonnepanelen op het dak. Een of andere wijsneus bij de gemeente bedacht dat de bewoonster, die haar vervallen huisje juist netjes en leefbaar wilde maken, niet conform de regels had geopereerd. Alles zou eraf moeten, verf én panelen …

Ik heb gemerkt dat je als journalist veel leed dat een logge ambtenarenorganisatie kan aanrichten in een buurt, kunt helpen voorkomen of verzachten. Dat vind ik een voorrecht. Daarnaast biedt mijn baan ook een prachtige gelegenheid om juist enthousiast te schrijven over al het moois dat Utrecht te bied en heeft. En dat is veel, ook rondom de stad! 

Sociaal geograaf en planoloog Eric Roeske is journalist voor de Utrecht-editie van de Telegraaf en sportverslaggever voor diverse (atletiek)media. Eerder was hij o.a. perschef bij de Atletiekunie en FC Utrecht. In 1996 werd hij op de NK Indoor Atletiek nationaal kampioen 400 meter.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2021

Arend Hosman

Nu die langverwachte zomer op zijn eind loopt denk ik aan de winter, en aan de winters van toen. In de jaren zeventig en tachtig groeide ik op aan de Stadhouderslaan. Geen winter ging voorbij zonder dat er geschaatst werd in het Wilhelminapark. Als ‘puber on ice’ wilde je laten zien dat je ook op ijzers een hele vent was. Maar uiteindelijk kon er maar één iemand echt schaatsen en dat was meneer Van de Ven, eigenaar van de buurtsuper in de Dillenburgstraat.

Er waren vier winkels in dat kleine straatje. Een groenteboer, gerund door een oudere vrouw in bloemetjesjurk en haar bebaarde zoon, een mopperende sigarenboer, een bakker waar twee vriendelijke dames je brood sneden, en natuurlijk buurtsuper Van de Ven. Mevrouw Van de Ven deed kaas en vlees, meneer Van de Ven bestierde de kassa.

Zodra je in het park kon schaatsen, offerde Meneer van de Ven er graag zijn lunchpauze aan op. Dat schaatsen deed hij niet voor de lol. Hij trok niet op noren lange banen door het park, evenmin fladderde hij doelloos als een kind over het ijs. Nee, Van de Ven reed altijd een perfecte acht. Steevast begon hij op hetzelfde punt. Op zijn linkerbeen reed hij de onderste cirkel, op zijn rechter de bovenste. En dat een halfuur lang, waarna hij zijn schaatsen uittrok om terug te keren naar de kassa.

Toegegeven, de kans op ijs wordt alsmaar kleiner. Maar als het zo ver is, dan zal ik het proberen. Dan ga ik voor de perfecte acht.

Arend Hosman is uitgeefdirecteur van Alfabet Uitgevers in Amsterdam en woont in de Oudwijkerlaan (Oudwijk-Noord).

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021

Anna Woltz

Er was een tijd dat zelfs peuters een overvolle agenda hadden: kinderdagverblijf, Nijntje Museum met mama, Spoorwegmuseum met opa, tosti eten bij Buurten, ochtendje naar de bieb, middagje uitrazen in het gecapitonneerde klimrek van de Intratuin.

En toen kwam de eerste lockdown.

Kinderen die nog nooit een hele dag thuis waren geweest, zaten nu weken achter elkaar opgesloten in hun eigen buurt. En ouders hadden opeens allemaal hetzelfde programma: ze werkten thuis, hun kinderen waren thuis, grootouders bleven weg, een oppas durfde niemand die allereerste weken in te huren.

Er zat maar één ding op: we trokken naar de speeltuin. Massaal. En op anderhalve meter afstand leerde ik opeens mijn buren kennen. We wisselden nummers uit voor als de nood aan de man kwam en voor het eerst van mijn leven voelde ik me geen anoniem stadsmens, maar onderdeel van een gemeenschap.

De zon scheen altijd, die eerste maanden. Mijn tweejarige zoon en ik hoefden elke dag maar één ding te beslissen: wordt het Onze Speeltuin op de hoek, de Eendenspeeltuin in het Wilhelminapark, de Duivenspeeltuin aan de Singel, of toch De Babyschommel?

Natuurlijk snak ik allang weer naar Italiaanse pleintjes en hoge bergen. Maar voor altijd ligt er nu een speciale glans over mijn eigen buurt – het voelt bijna alsof ik hier zélf kind was. Die eindeloze, zonovergoten lummeldagen uit je eigen jeugd, toen de wereld langzamer leek te draaien en je simpelweg vrienden was met wie er toevallig in je straat woonde – die dagen heb ik nu zelf meegemaakt in de Watervogelbuurt.

Anna Woltz (1981) is kinderboekenschrijver en woont met haar zoontje in de Watervogelbuurt. Ze heeft 25 boeken op haar naam staan die vertaald zijn in 22 talen. Vorige maand verscheen haar nieuwe 12+ boek: De tunnel.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2021

Thijs van Es

De Galgenwaard wordt 85 jaar op 21 mei 2021. Het is onlosmakelijk verbonden met Oost. Eerst als omnisportstadion voor wielrennen, atletiek, turnen, windhondenwedstrijden en voetbal. En alweer 50 jaar het thuis van FC Utrecht. Een beeldbepalend sporticoon, bezocht door miljoenen mensen om te sporten en om sport te beleven. Een onmiskenbare plek voor velen, ook voor muziekliefhebbers, zoals tijdens het legendarische concert van Prince in 1987. En voor veel jeugd is het stadion een droom, in de hoop dat ze ooit voor hun stadsclub mogen spelen.

Maar het stadion is ook onderdeel van een topsportgebied met SV Kampong, Hellas, UZSC en VV Utrecht. Een groen gebied vol beleving waar veel buurtgenoten verblijven om zelf te sporten, sport te kijken en met vrienden en familie te zijn. En dat zal het blijven. Deze sportclubs gaan samenwerken onder de naam Sportcampus Traiectum, de oude naam van onze stad. Om kennis en faciliteiten te delen, maar ook om de (sport)beleving te versterken. De stad blijft doorbouwen met de ambitie om te groeien naar 400.000 inwoners, met naast het oude stadcentrum vier nieuwe centra, waarvan één rondom Stadion Galgenwaard. Hier komt meer ruimte voor wonen, werken, ontspannen en sport. De ‘groene long’ van de stad, waar iedereen kan sporten en ontspannen. Een zeer belangrijke fase voor de stad én Oost.

FC Utrecht zal zich hier volledig voor inzetten door bij te dragen aan de Sportcampus Traiectum en de ontwikkeling rondom Stadion Galgenwaard. En we blijven natuurlijk een goede buur in Oost! We hopen u snel weer te mogen laten genieten van juichende supporters, doorgaans goed te horen in de wijk.

Thijs van Es is sinds 2019 algemeen directeur van FC Utrecht en commissaris van de Eredivisie CV. Hij is sinds 2007 trotse bewoner van Oost.

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021.