Categoriearchief: columns

Jessica van Geel

‘Kennis bestaat uit woorden, en maar zelden uit ervaring’. Ik stond voor haar oude woonhuis aan de Prins Hendriklaan 48 toen de zin me te binnen schoot. Een journalist wilde me wat vragen stellen over mijn boek over Truus van Lier, ik was te vroeg, en voor het eerst sinds lange tijd tuurde ik weer eens naar de gevel van het huis waarin ze opgroeide, de jonge verzetsvrouw die op 22-jarige leeftijd in Sachsenhausen werd gefusilleerd. Haar oude huis is nu het ticketoffice van het naastgelegen Rietveld Schröderhuis. Een gewoon huis, naast werelderfgoed.

Hier achter deze ramen, dacht ik, heeft Truus verzetsvergaderingen gehouden. Vóór de oorlog stond ze op dit balkon te zwaaien wanneer de militairen uit de kazerne er tegenover op Koninginnedag langs marcheerden. En haar moeder;  waar in dit huis las ze de brief dat haar dochter gevangen zat als ‘moordenares van politiepresident Kerlen’, een felle NSB’er?

Dit huis zat vol verhalen.

‘Kennis bestaat uit woorden, en maar zelden uit ervaring’. Het is een zin van NRC-journalist Marjoleine de Vos. De meeste kennis die we in ons leven opdoen, legt ze in haar boek Doe je best uit, hebben we niet zélf meegemaakt, maar komt tot ons via verhalen. Via historische verhalen, historische feiten. Maar ook zoiets actueels als de oorlog in Oekraïne heb ik niet zelf gezien. Ik heb het gelezen in de kranten, gehoord van getuigen op televisie.

De bakstenen van dit ‘gewone huis’ aan de Prins Hendriklaan zijn voor mij gaan leven, bedacht ik toen ik de journalist zag komen aanlopen, omdat ik – voor zover mogelijk dan – de verhalen ken die erachter schuil gaan. Truus zag, jij ziet, wat ik niet zie. Laten we elkaar verhalen vertellen.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2022.

Ronald Giphart

Sommige dingen veranderen niet. Mijn vader, huisvestingsambtenaar te Dordrecht, was erg geïnteresseerd in architectuur. Tijdens wandelingen leerde hij mij naar boven te kijken, als hij mij wees op versieringen, baksteenformaties, ornamenten en andere kenmerken waaraan je de leeftijd van een woning kunt aflezen. Regelmatig discussieerden we over de vraag of een bepaald huis bijvoorbeeld uit 1880 of 1905 stamde.

Toen ik net studeerde maakten mijn vader en ik lange ontdekkingstochten door Utrecht, onder andere in de buurt van het Rietveld Schröderhuis in de Prins Hendriklaan en aanpalende wijken. Ook hier vergaapten we ons aan gevels, decoraties, stijlen en architectonische hoogstandjes. Eind negentiende eeuw. Jugendstil.  Wederopbouw-huizen. De benepen sociale woningbouw van de jaren zestig en zeventig.

Jaren later heb ik ook met mijn eigen kinderen veel door de stad gestruind, waarbij ik hen probeerde te leren wat mijn vader mij had bijgebracht. Zo troonde ik tijdens coronatijd mijn jongste zoon regelmatig mee de stad in, waarbij we meestal de loop van de Minstroom volgden, het onooglijke slootje tussen de Biltse Grift in het Oorsprongpark en de Singel ter hoogte van de Abstederbrug.

Ook mijn zoon bleek een meester in het raden van de leeftijd van gebouwen. Althans, dat dacht ik. Toen hij met veel stelligheid over een huis zei dat het typisch een woning was van rond 1902, zei ik dat zijn opa trots geweest zou zijn. Minzaam glimlachend liet mijn zoon mij zijn mobiele telefoon zien, waarmee hij razendsnel het exacte bouwjaar had achterhaald. Sommige dingen veranderen wel degelijk.

Ronald Giphart (1965) won in 2004 voor zijn oeuvre de C.C.S. Croneprijs, de tweejaarlijkse literatuurprijs van de stad Utrecht. Zijn laatste roman Nachtangst verscheen in november 2021 bij uitgeverij De Bezige Bij.

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2022

Eric Roeske

Vanuit mijn uitvalsbasis de Krommerijnwijk fiets ik al tweeënhalf jaar op mijn mountainbike door de regio op zoek naar nieuws voor de Utrecht-editie van de Telegraaf. Pakweg 15 tot 20 artikelen schrijf ik per week, gelukkig gebeurt er genoeg in en rondom de stad!

Ik woon meer dan 40 jaar in mijn stadsie, maar mijn baan als stukjesschrijver is dé manier om de stad nog beter te leren kennen. Uiteraard volg ik alle lokale politieke besluiten, en verwonder ik me vaak over de ingrijpende gevolgen.

Een paar voorbeelden in Oost: de Oudwijkerdwarsstraat is onlangs opgeknapt, maar wat blijkt: het is een racebaan geworden! De middenbaan van de Maliebaan wordt fietspad, terwijl de duizenden fietsers juist haaks daarop van het centrum naar het Science Park rijden. De beeldbepalende school aan de Rubenslaan staat al dertien jaar leeg, verpaupert de buurt, dus … slopen maar! En het toppunt is het voormalige spoorhuisje van Aline aan de Zonstraat. Ze had het opgeknapt en voorzien van zonnepanelen op het dak. Een of andere wijsneus bij de gemeente bedacht dat de bewoonster, die haar vervallen huisje juist netjes en leefbaar wilde maken, niet conform de regels had geopereerd. Alles zou eraf moeten, verf én panelen …

Ik heb gemerkt dat je als journalist veel leed dat een logge ambtenarenorganisatie kan aanrichten in een buurt, kunt helpen voorkomen of verzachten. Dat vind ik een voorrecht. Daarnaast biedt mijn baan ook een prachtige gelegenheid om juist enthousiast te schrijven over al het moois dat Utrecht te bied en heeft. En dat is veel, ook rondom de stad! 

Sociaal geograaf en planoloog Eric Roeske is journalist voor de Utrecht-editie van de Telegraaf en sportverslaggever voor diverse (atletiek)media. Eerder was hij o.a. perschef bij de Atletiekunie en FC Utrecht. In 1996 werd hij op de NK Indoor Atletiek nationaal kampioen 400 meter.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2021

Arend Hosman

Nu die langverwachte zomer op zijn eind loopt denk ik aan de winter, en aan de winters van toen. In de jaren zeventig en tachtig groeide ik op aan de Stadhouderslaan. Geen winter ging voorbij zonder dat er geschaatst werd in het Wilhelminapark. Als ‘puber on ice’ wilde je laten zien dat je ook op ijzers een hele vent was. Maar uiteindelijk kon er maar één iemand echt schaatsen en dat was meneer Van de Ven, eigenaar van de buurtsuper in de Dillenburgstraat.

Er waren vier winkels in dat kleine straatje. Een groenteboer, gerund door een oudere vrouw in bloemetjesjurk en haar bebaarde zoon, een mopperende sigarenboer, een bakker waar twee vriendelijke dames je brood sneden, en natuurlijk buurtsuper Van de Ven. Mevrouw Van de Ven deed kaas en vlees, meneer Van de Ven bestierde de kassa.

Zodra je in het park kon schaatsen, offerde Meneer van de Ven er graag zijn lunchpauze aan op. Dat schaatsen deed hij niet voor de lol. Hij trok niet op noren lange banen door het park, evenmin fladderde hij doelloos als een kind over het ijs. Nee, Van de Ven reed altijd een perfecte acht. Steevast begon hij op hetzelfde punt. Op zijn linkerbeen reed hij de onderste cirkel, op zijn rechter de bovenste. En dat een halfuur lang, waarna hij zijn schaatsen uittrok om terug te keren naar de kassa.

Toegegeven, de kans op ijs wordt alsmaar kleiner. Maar als het zo ver is, dan zal ik het proberen. Dan ga ik voor de perfecte acht.

Arend Hosman is uitgeefdirecteur van Alfabet Uitgevers in Amsterdam en woont in de Oudwijkerlaan (Oudwijk-Noord).

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021

Anna Woltz

Er was een tijd dat zelfs peuters een overvolle agenda hadden: kinderdagverblijf, Nijntje Museum met mama, Spoorwegmuseum met opa, tosti eten bij Buurten, ochtendje naar de bieb, middagje uitrazen in het gecapitonneerde klimrek van de Intratuin.

En toen kwam de eerste lockdown.

Kinderen die nog nooit een hele dag thuis waren geweest, zaten nu weken achter elkaar opgesloten in hun eigen buurt. En ouders hadden opeens allemaal hetzelfde programma: ze werkten thuis, hun kinderen waren thuis, grootouders bleven weg, een oppas durfde niemand die allereerste weken in te huren.

Er zat maar één ding op: we trokken naar de speeltuin. Massaal. En op anderhalve meter afstand leerde ik opeens mijn buren kennen. We wisselden nummers uit voor als de nood aan de man kwam en voor het eerst van mijn leven voelde ik me geen anoniem stadsmens, maar onderdeel van een gemeenschap.

De zon scheen altijd, die eerste maanden. Mijn tweejarige zoon en ik hoefden elke dag maar één ding te beslissen: wordt het Onze Speeltuin op de hoek, de Eendenspeeltuin in het Wilhelminapark, de Duivenspeeltuin aan de Singel, of toch De Babyschommel?

Natuurlijk snak ik allang weer naar Italiaanse pleintjes en hoge bergen. Maar voor altijd ligt er nu een speciale glans over mijn eigen buurt – het voelt bijna alsof ik hier zélf kind was. Die eindeloze, zonovergoten lummeldagen uit je eigen jeugd, toen de wereld langzamer leek te draaien en je simpelweg vrienden was met wie er toevallig in je straat woonde – die dagen heb ik nu zelf meegemaakt in de Watervogelbuurt.

Anna Woltz (1981) is kinderboekenschrijver en woont met haar zoontje in de Watervogelbuurt. Ze heeft 25 boeken op haar naam staan die vertaald zijn in 22 talen. Vorige maand verscheen haar nieuwe 12+ boek: De tunnel.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2021

Thijs van Es

De Galgenwaard wordt 85 jaar op 21 mei 2021. Het is onlosmakelijk verbonden met Oost. Eerst als omnisportstadion voor wielrennen, atletiek, turnen, windhondenwedstrijden en voetbal. En alweer 50 jaar het thuis van FC Utrecht. Een beeldbepalend sporticoon, bezocht door miljoenen mensen om te sporten en om sport te beleven. Een onmiskenbare plek voor velen, ook voor muziekliefhebbers, zoals tijdens het legendarische concert van Prince in 1987. En voor veel jeugd is het stadion een droom, in de hoop dat ze ooit voor hun stadsclub mogen spelen.

Maar het stadion is ook onderdeel van een topsportgebied met SV Kampong, Hellas, UZSC en VV Utrecht. Een groen gebied vol beleving waar veel buurtgenoten verblijven om zelf te sporten, sport te kijken en met vrienden en familie te zijn. En dat zal het blijven. Deze sportclubs gaan samenwerken onder de naam Sportcampus Traiectum, de oude naam van onze stad. Om kennis en faciliteiten te delen, maar ook om de (sport)beleving te versterken. De stad blijft doorbouwen met de ambitie om te groeien naar 400.000 inwoners, met naast het oude stadcentrum vier nieuwe centra, waarvan één rondom Stadion Galgenwaard. Hier komt meer ruimte voor wonen, werken, ontspannen en sport. De ‘groene long’ van de stad, waar iedereen kan sporten en ontspannen. Een zeer belangrijke fase voor de stad én Oost.

FC Utrecht zal zich hier volledig voor inzetten door bij te dragen aan de Sportcampus Traiectum en de ontwikkeling rondom Stadion Galgenwaard. En we blijven natuurlijk een goede buur in Oost! We hopen u snel weer te mogen laten genieten van juichende supporters, doorgaans goed te horen in de wijk.

Thijs van Es is sinds 2019 algemeen directeur van FC Utrecht en commissaris van de Eredivisie CV. Hij is sinds 2007 trotse bewoner van Oost.

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2021.

John Taks

Dit is een bijzonder jaar. Zowel voor u, als voor ons, het Diakonessenhuis. Vorig jaar vierden we samen ons 175-jarig jubileum. Dat zou dit jaar door alle corona-maatregelen niet hebben gekund. De coronacrisis roept veel verdriet en ellende op. Maar door de crisis beseffen we ook hoe kwetsbaar we zijn en dat de enige oplossing is om er samen iets tegen te doen.

Deze crisis laat ons ervaren dat we lijden als we niet echt mens kunnen zijn. Doordat we afstand moeten houden en veel mensen alleen via een schermpje zien. Ook wij helpen nu een kwart van onze poliklinische patiënten via de telefoon of digitaal. Het werkt, maar toch voelen onze dokters en verpleegkundigen het gemis van het ‘normale’ contact. Want we willen dichtbij onze patiënten en hun naasten staan.

Ik ben ervan overtuigd dat we als buurtgenoten van Oost het verschil kunnen maken. Het verschil tussen een samenleving die angstig is en moppert, of een samenleving die trots is, open en hoopvol. Er gebeuren erg mooie dingen in onze wijk, zoals de samenwerking met bijvoorbeeld de huisartsen, wijkverpleging, fysiotherapeuten, het Gezondheidshuis en buurtprojecten als de AED’s en de buurtconciërge.

We willen uw buurtziekenhuis zijn, waar we u met de beste zorg behandelen als dat nodig is. Wij voelen ons thuis in deze mooie wijk en willen iedereen nogmaals hartelijk danken voor alle steunbetuigingen tijdens de eerste golf. Ik wens ik u allen het allerbeste en een goede gezondheid.

John Taks (1960) begon zijn loopbaan in de zorg als verpleegkundige en is sinds 2015 voorzitter van de Raad van Bestuur van het Diakonessenhuis.

Deze column verscheen in de Oostkrant van december 2020.

Annelien Bredenoord

Hoe vaak komt het voor dat bewoners in elke straat in Nederland zich het hoofd breken over dezelfde ethische dilemma’s? Door het Coronavirus werden wij allemaal geconfronteerd met lastige afwegingen: wel of niet een boodschap halen in de iets te krappe buurtsuper? Je kind wel of niet naar de crèche brengen? Wel of niet langs opa en oma fietsen? In tijden van social distancing bleek er meer dan ooit behoefte aan nabijheid. Dus gingen we videobellen met collega’s, familie en vrienden.

Daarnaast bleek een goede buur beter dan een verre vriend. Zo heeft onze straat veel balkons en voortuintjes. Door het aanhoudende mooie weer waren we veel buiten, soms in onze voortuintjes, soms op straat. Ook hier was het aftasten en afwegen; wat kan wel, wat kan niet?

Toen op een zaterdagmiddag er versterkte muziek klonk uit een van de voortuinen, nam een aantal straatgenoten het initiatief tot “#blijfthuisGDbalkonmuziek”. Een grote hit! Sindsdien genieten we om de week van een gezamenlijke Spotify afspeellijst met verschillende thema’s als songfestival, Nineties, France Chansons, metal en Nederlandse hits. Ook Koningsdag en 5 mei hebben we – binnen de grenzen van wat mogelijk was in tijden van Corona – met elkaar op straat gevierd.

De term social distancing is eigenlijk verkeerd gekozen! We deden aan physical distancing, en sociaal hielden we juist zo mín mogelijk afstand. In een fijne buurt kan dat.

Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2020

Annelien Bredenoord was op moment van schrijven hoogleraar Medische Ethiek aan het UMC Utrecht en Universiteit Utrecht. Daarnaast is ze senator en fractievoorzitter van D66 in de Eerste Kamer. Ze woont met vrouw Ayla en zoon Luca in de Gerard Doustraat

Margriet Oostveen

Het begon zo goedgemutst, deze buurt zou dit varkentje wel eens even wassen! Konden we nog net de zomervakantie in Italië halen! Nou ja, dat mislukte dus. Je hebt daadkrachtig taarten gebakken, geklust en getuinierd, alle puzzels gelegd. Mensen die weinig tegenslag kennen noemden volhouden soms een ‘state of mind’, maar die blijkt weer eens zeer relatief. De meesten van ons zaten niet eens echt opgesloten, we zijn alleen maar opgesloten in ons leven. De rest hangt af van je omstandigheden.

Harry bij mij in de straat heeft als zelfstandig manueel therapeut een contactberoep. Zat zonder inkomsten, maar vroeg geen overheidssteun zolang anderen die harder nodig hebben. Harry hielp lokale ondernemers vooruit, door bestellingen op te nemen bij de thuiswerkers en die dan te bezorgen. Of neem Miranda, eigenaar van kapsalon Blitzz op de Van Ostadelaan. Regelde jarenlang met ondernemersvereniging Puur Oost de leuke dingen voor de buurt, van bloembakken tot Rietveld-stoel. Toen werd haar situatie rampzalig. Miranda maakte doe-het-zelf-pakketjes met haarverf, voor carrièrevrouwen die niet met uitgroei willen video-vergaderen. Ze verzette afspraken en verzette ze nog eens. Omdat het de kunst is om de moed erin te houden.

En vaak dacht je: is dit allemaal echt? Op Bevrijdingsdag trok door de Jan van Scorelstraat opeens een toeterende autodemonstratie met vlaggen en folders: tweehonderd complotdenkers tegen de coronamaatregelen, keurig begeleid door politie. Voordat we van de verbazing bekomen waren, reden ze de stad alweer uit. Nu dan voorzichtig voorwaarts. Een jongetje ligt zich in het park nog steeds genietend te vervelen. Om hem oefenen ook volwassenen hun tempo aan te passen. Anderen ruimte te geven. We kunnen weer, in kleine stapjes. Dat valt niet mee, maar het is misschien te leren. Dit duurt nog even.

Margriet Oostveen (51) is verslaggever en columnist bij De Volkskrant. Zij woont sinds 1999 in de Schildersbuurt.

Deze column verscheen in de Oostkrant van juni 2020

Marja Oosterman

Een hond kun je om verschillende redenen ‘hebben’. Voor mij is bewegen een belangrijke. Heerlijk samen lange wandelingen maken, liefst in de natuur. Voor een hond is dat pas echt leuk als hij los mag lopen. Dat mag helaas op steeds minder plaatsen, en in de stad is loslopen helemaal een zeldzaamheid. Oost is een van de betere wijken om met je hond te wandelen. Je bent zo bij de Kromme Rijn, over het jaagpad mag een hond lange stukken loslopen tot voorbij Bunnik. Langs de singels in het Zocherpark kun je met je loslopende hond een stevige wandeling maken van de Stadsschouwburg tot bijna aan het station. Daarnaast is er nog wandelgroen in het Wilhelminapark en Bloeyendael, waar je hond wel aan de lijn moet.

Met het vaker aanlijnen van honden is de kennis bij stadsgenoten hoe om te gaan met een loslopende hond wel afgenomen. Hond en baas moeten daar rekening mee houden en dat vergt veel kennis en vaardigheden. Ervaren hondenbaasjes met goed getrainde honden weten in Oost enkele sluiproutes en paadjes waar ze de hond graag stiekem los laten lopen, met het risico van €104 boete. Maar ja, honden lopen graag in hun eigen tempo van het ene naar het andere plekje om daar te snuffelen.

Oost heeft een paar hondenspeelweides. Vooral jonge honden kunnen hier heerlijk met elkaar dollen en rennen. De baasjes bewegen er helaas weinig, maar voor de sociale contacten zijn de weides heel geschikt. Toch pleit ik al jaren voor meer loslooppaden in de stad, waar honden en hun baasjes vrijuit kunnen bewegen. Dat is beter voor de gezondheid van hond én baas.

Marja Oosterman is publiciste en woont sedert 1983 in Oudwijk. Over (haar) leven met honden schreef ze het boek ‘Ja..? Oh!’ Over haar huidige hond, Baba, schrijft ze verhaaltjes op www.jaoh.nl

Deze column verscheen in de Oostkrant van maart 2020.