Categoriearchief: historie

Woonhuis Van Ravesteyn

Op steenworp afstand van het beroemde Rietveld-Schröderhuis ligt nóg een architectonische parel: het woonhuis van architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983), Prins Hendriklaan 112, aan de rand van Rijnsweerd. Het monument wordt sinds 2019 beheerd door Vereniging Hendrick de Keyzer als museumhuis. Delen van het jaar kun je er overnachten, in de rest van het jaar is het huis open als museum. Wat een verblijf zo bijzonder maakt: de inrichting uit de tijd dat van Ravesteyn er woonde, is nog grotendeels in takt.

Gewapend beton
Van Ravesteyn trad in 1921 als constructeur in dienst van wat tegenwoordig de Nederlandse Spoorwegen heet. Zijn eerste klus was de constructie van de Inktpot, het grootste bakstenen gebouw van Nederland. Later promoveerde hij tot huisarchitect van de spoorwegen. Hij bouwde veel stations (o.a. het oude Centraal Station van Utrecht), seinhuizen en depots, doorgaans van gewapend beton, een bouwmateriaal dat toen in opkomst was en waar hij veel kennis van had. Buiten het spoorwezen tekende hij ook voor de Diergaarde Blijdorp en theater Kunstmin in Dordrecht. Na de oorlog gingen veel van zijn (spoor)ontwerpen tegen de vlakte, vandaar zijn bijnaam: de meest gesloopte architect van Nederland.

Polderweg
In 1932 kreeg hij de kans om een eigen woonhuis aan de Prins Hendriklaan 112 te bouwen op een onbebouwd driehoekig kavel naast een rijtje traditionele jaren 30 huizen tegenover de Kromhoutkazerne. Het was een tip van Rietveld, die wist dat zijn collega na zijn scheiding nieuwe woonruimte zocht. De laan ging daar over in een landweg richting de toen nog onbebouwde Johannapolder, tegenwoordig Rijnsweerd. Op het taps toelopende stuk grond paste geen standaard woning. Maar daar wist hij wel raad mee. 

Golven en krullen
Van Ravesteyn bouwde met bescheiden middelen een huis waarin het prettig was om te wonen én te werken. De kenmerkende gele bakstenen waren afdankertjes van de Spoorwegen. Hij experimenteerde ook met golvende lijnen en weelderig krullende vormen, geheel tegen de rechtlijnige principes in van het toen populaire Nieuwe Bouwen dat juist inzette op een moderne, zakelijke bouwstijl wars van niet-functionele vormen. Het streven naar licht-lucht-ruimte nam hij wél over, zoals te zien in de grote ronde erker. Hij combineerde ook verschillende functies (wonen en werken) in één ruimte. 

Buurt: Rijnsweerd | kaart

Links het huis van Ravesteyn, bij de landweg richting Johannapolder, tegenwoordig Rijnsweerd – Het Utrechts Archief 1958
Utrecht Centraal Station in 1940 – Nationaal Archief

Het Oosterspoor

De Hollandse IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) opende in 1874 bij Hilversum een zijtak van haar Ooster Spoorweg richting Duitsland (Amsterdam – Zutphen). Passagiers konden voortaan vanaf Hilversum via Utrecht-Oost naar Lunetten reizen om daar over te stappen op het staatsspoor richting het zuidelijk gelegen Den Bosch. HIJSM bouwde voor dit Oosterspoor het indrukwekkende Maliebaanstation, voorzien van alle comfort en luxe die de moderne reiziger wenste.

Concurrentie
In 1885 opende de HIJSM een halte aan de Biltstraat. Hier konden reizigers eenvoudig overstappen op de populaire paardentram naar De Bilt en Zeist. Deze halte groeide snel uit tot een druk station, wat ten koste ging van het verderop gelegen Maliebaanstation. Het oosterspoor verloor nog meer reizigers toen de concurrent Staatsspoorwegen na een fusie in 1890 fors investeerde in het station aan de westkant van de stad, het latere Utrecht Centraal.

Donkere bladzijde
In 1921 kwam de genadeklap voor het passagiersvervoer op het Oosterspoor. Treinen vanuit Hilversum konden bij Blauwkapel via een nieuwe verbinding doorrijden naar het snelgroeiende Utrecht Centraal. In 1939 vertrok de laatste passagierstrein uit Oost. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 1.500 Joodse inwoners van Utrecht via twee transporten vanaf het Maliebaanstation gedeporteerd, een zwarte bladzijde in de geschiedenis. Een monument ter plekke herinnert hieraan.

Chloortrein
Na de oorlog reden er alleen nog goederentreinen over het Oosterspoor, vaak met gevaarlijke stoffen zoals chloor. In 1978 richtten bezorgde buurtbewoners het Komité Stop De Chloortrein Utrecht op, die met ludieke acties probeerden de ‘giftreinen’ te stoppen. Ondanks hun inspanningen beeindigde AkzoNobel pas in 2002 het transport van chloor door dichtbevolkte gebieden.

Oude spoorwoningen
Langs het Oosterspoor werden bij elke overgang wachterswoningen gebouwd. De woningen aan de Burgemeester Reigerstraat 47A (1910), Korte Baanstraat 47B (1864), Zonstraat 48A (1873) en Koningsweg 52A (1873) zijn behouden gebleven. De woning aan de Abstederdijk 155 (1863) heeft lange tijd als dienstwoning gefungeerd. Spoorwachters die hier woonden, bedienden de spoorbomen en controleerden het spoor enkele keren per dag. De woningen langs het Oosterspoor kregen de toevoeging ‘A’ om ze te onderscheiden van de hoofdlijn richting Zutphen. Het zijn nu gemeentelijke monumenten.

Park Oosterspoorbaan
Eind 2012 werd het zuidelijke deel van het Oosterspoor buiten gebruik gesteld en afgesloten vanwege de verbreding van het drukke treintraject Utrecht – Arnhem en de aanleg van de Uithoflijn, de tramverbinding naar de universiteit. Sindsdien is het Spoorwegmuseum het eindpunt. In 2017 werd het oude dubbelspoor vanaf de Abstederdijk omgetoverd tot Park Oosterspoorbaan, een wandel- en fietspad dat de Maliesingel verbindt met de Koningsweg.

Locomotief uit de richting Maliebaanstation ramt het seinhuis van de overgang Burgemeester Reigerstraat, 1942. Linksachter is het puntdak van het brandwachtershuis (nu horeca) nog net te zien – Het Utrechts Archief
Komité Stop Chloortrein Utrecht op de spoorwegovergang Abstederdijk in 1979 – foto: Maria Smit
Postbesteller, bokkenkar en een paardenrijtuig van Van Gend & Loos in 1895 – Het Utrechts Archief
Station Biltstraat aan de kant van Buijs Ballotstraat 1908. Het station is afgebroken, maar de verbreding tussen de twee sporen ‘verraadt’ nog haar oude locatie – Het Utrechts Archief
Routenetwerk van de HIJSM in 1889 inclusief het Oosterspoor dat aansloot op het staatsspoor naar Arnhem – Het Utrechts Archief
Maliebaanstation in 1927 met rechts de locomotievenloodsen en boven het terrein waar nu speeltuin de Bloesem ligt

Villa Moerkoert

De villa van de familie Moerkoert op de Frederik Hendrikstraat 10 is in 1959 gesloopt. Nu staat er een gele flat. De familie maakte fortuin met cementrustiek (sierbeton) dat eind 1900 een zeer populaire afwerking was van romantische gevels, hekwerken, pergola’s en (nep)grotten. Stukadoor Moerkoert Sr. (1840-1914) werkte veel met landschapsarchitect Copijn. Van zijn hand zijn bijvoorbeeld de rustieke hekwerken op de bruggetjes in het Wilhelminapark.

Sportterein
De familie Moerkoert woonde op de Oudwijkerlaan 31 en kocht in 1895 het Oudwijker Eng, de tuindersgronden tussen het nog aan te leggen Wilhelminapark en de watergang de Zilveren Schaats. Hij legde er tijdelijk een groot sportterrein aan met wielerbaan, hondenrenbaan, een open zwembad in de Ridderschapsvaart en sportvelden waar Hercules en DOS nog hun eerste wedstrijden speelden.

Gele flat
In 1902 betrok het gezin deze villa, het eerste woonhuis in de buurt. Vanaf 1905 begon de twee zonen op het sportterrein de Wilhelminaparkbuurt te ontwikkelen met o.a. de aanleg van de Mauritsstraat, Stadhouderslaan en Frederik Hendrikstraat. Ze bouwden zelf huizen voor de verhuur en gaven kavels uit aan andere aannemers. Moerkoert Sr. bracht zijn pensioen door in het zonnige Cannes. In 1959 werd de villa gesloopt. Nu staat er een gele flat aan wat vanaf de jaren 20 de Graaf Adolfstraat heet. Zie de geschiedenis van achtergelegen Stolberglaan.

Villa Moerkoert in 1920 op Frederik Hendrikstraat 10, in 1959 gesloopt – Het Utrechts Archief
Gezin Moerkoert op de (nog onbebouwde) Zilveren Schaats in 1911 – Het Utrechts Archief

Park Bloeyendael

Park Bloeyendael is populair onder wandelaars. Je moet weten hoe er te komen (de ‘geheime’ onderdoorgang achter Stolberglaan), maar dan sta je plots in bloeiende natuur! Paul Brassé kent het heden én de geschiedenis van het natuurpark als geen ander, hij schreef er een artikel over.

Rustige buitenplaats
De naam van het park is afgeleid van Bloeiendaal, de 17de eeuwse buitenplaats. Deze lag langs de Biltsestraatweg (aangelegd in 1290) en de Biltse Grift, ongeveer ter hoogte van de weg naar Oostbroek (later Oostbroekselaan) waar nu de volkstuinen liggen. In 1868 werd de buitenplaats afgebroken om plaats te maken voor een blekerij / wasserij en later een gladiolenkwekerij.

Nijntje in protest
In 1976 legt de gemeente aan de noordkant van de Johannapolder een park aan met een volkstuinencomplex (ATV Stadion) langs de Oostbroekselaan. Niet van harte, het park wordt slecht onderhouden. Eind jaren 80 ontvouwt de gemeente plannen om dit deel van de polder te bebouwen met kantoren en woningen. De volkstuinders komen in 1990 in opstand. Met acties en een petitie (4.500 handtekeningen) krijgen ze de plannen van tafel. Eind 1990 gaat de actiegroep over in een formele stichting. Dick Bruna helpt en ontwerpt het logo (Nijntje achter de heg).

Tram door Bloeyendael
Vijf jaar later dreigt opnieuw gevaar voor de natuur: er zijn plannen om een trambaan aan te leggen dwars door het park, met hoge kantoren aan de rand. Dat laatste werd werkelijkheid in de vorm van het kantorenpark Rijnsweerd. Na 2000 wordt Bloeyendael uiteindelijk wel erkend als waardevol natuurpark en ontstaat een bloeiende samenwerking tussen vrijwilligers en gemeente.

Meer info: www.bloeyendael.nl

Bloeyendael in 1978, twee jaar na aanleg, gezien vanuit De Bilt. Rechts de Biltse Grift. Halverwege de Biltsestraatweg ligt de afslag Archimedeslaan – Oostbroekselaan – Foto: Het Utrechts Archief
Buitenplaats Bloeiendaal na uitbreiding in 1828. Links stroomt de Biltse Grift met daarlangs het jaagpad richting De Bilt en Zeist – Litho (Houtman): Het Utrechts Archief
Vrijwilligers rusten na gedane arbeid rusten bij het paviljoen van Bloeyendael – foto: Arnoud Wolff
Logo met Nijntje gemaakt door Dick Bruna – foto: Arnoud Wolff

Rietveld Schröderhuis

Het Rietveld Schröderhuis is een eeuw oud! De beheerder Centraal Museum viert dat met een feestprogramma van honderd dagen. Op 15 mei 2024 opende locoburgemeester Rachel Streefland het jubileum en hield curator van het huis Natalie Dubois een toespraak over de samenwerking tussen Rietveld en Schröder: “Ze bouwden dit samen. Het kon niet zonder hem, en ook zeker niet zonder haar.”

Eigenzinnige woonwensen
In 1924 vraagt Truus Schröder de bevriende meubelontwerper Gerrit Rietveld of hij haar nieuwe woonhuis aan het eind van de Prins Hendriklaan wil ontwerpen, destijds de rand van de stad. De moeder van drie kinderen is net weduwe geworden en wil een huis dat helemaal voldoet aan haar eigenzinnige woonideeën. Truus woont er uiteindelijk tot haar dood in 1985. Gerrit betrok al snel een eigen atelier op de benedenverdieping, waar hij samen met Truus werkt aan nieuwe ontwerpen. Als zijn eerste vrouw in 1957 overlijdt, trekt Gerrit definitief bij zijn vriendin in en woont er tot aan zijn dood in 1964.

Bouwen in Stijl
In de jaren 20 maakt Rietveld vooral meubels, zoals zijn beroemde Rood-blauwe stoel uit 1919. Hij heeft een werkplaats aan de Adriaen van Ostadelaan. Een compleet woonhuis heeft hij nog niet eerder mogen ontwerpen. Hij maakt het huis samen met Truus helemaal in de stijl van … De Stijl, een kunststroming vernoemd naar het in 1917 opgerichte tijdschrift over moderne kunst. Kenmerkend in het ontwerp zijn de vloeiende overgangen van binnen naar buiten, de strakke horizontale en verticale lijnen en natuurlijk het gebruik van primaire kleuren, naast wit, grijs en zwart.

Waterlinieweg, uitzicht weg
Het Rietveld Schröderhuis staat na oplevering in 1924 nog aan de rand van Utrecht: aan de overkant is niets anders dan een uitgestrekte woestenij, de Johannapolder. Het prachtige uitzicht speelt een belangrijke rol in het ontwerp. Zelfs zo belangrijk, dat Truus Schröder begin jaren ’30 de grond tegenover het huis koopt toen dat beschikbaar kwam. Gerrit en Truus ontwerpen daarvoor een blok met vier stadsvilla’s en een blok met vier appartementen. Het heet nu Erasmuslaan. Als in de jaren ’60 de vierbaans rijksweg 22 (de latere Waterlinieweg) wordt verhoogd en een noodzakelijk viaduct zo’n beetje in de voortuin aangelegd worden, mag het woonhuis wat Gerrit betreft afgebroken worden. De verbinding tussen binnen en buiten was volgens hem helemaal verdwenen, de crux van het huis. Hij overlijdt in 1964. In 2000 is het Stijlicoon uitgeroepen to UNESCO werelderfgoed.

Meer info: www.rietveldschroderhuis.nl
Locatie: Prins Hendriklaan

Rietveld Schröderhuis in 1925 – Het Utrechts Archief
Tot 1964 was de kruising Prins Hendriklaan met de Rijksweg 22 (aangelegd in 1942), nog gelijkvloers. Omdat het autoverkeer drukker werd en de kruising gevaarlijker, besloot men de Rijksweg te verhogen zodat fietsers ongehinderd door een viaduct naar de polder konden. Links de voorgevel van het Rietveld Schröderhuis – Het Utrechts Archief
Om het eeuwfeest te markeren planten nazaten van Truus Schröder in bijzijn van de locoburgemeester een nieuwe wilg op de plek waar 100 jaar geleden Truus zelf een wilg plantte. – Foto: Eric Roeske

Het oude Tolsteeg

De Ganssteeg, nu de Gansstraat, was eeuwenlang doorgang tussen stad en platteland. Bij de oude stadspoort van Tolsteeg (nu: Ledig Erf) verzamelden handelaren en ambachtslieden zich in herbergen en veerhuizen voordat ze de poort mochten passeren. Langs de Kromme Rijn stonden graan- en houtzaagmolens (o.a. de Kranenburg), kloosters en lommerrijke buitenplaatsen zoals Soestbergen.

Snelle groei
In de 19de eeuw groeide de bedrijvigheid met de aanleg van het Oosterspoor en de bouw van begraafplaats Soestbergen en de gevangenis (het Luie End). Industriële bedrijven zoals wasserijen (Aurora), asfaltfabrieken (De Utrechtsche), houtverwerkers en machinefabrieken (JansenSutorius) vestigden zich langs de Kromme Rijn en Vaartsche Rijn waarover ze grondstoffen, eindproducten en machines konden aan- en afvoeren. De hoveniers vertrokken en op de oude tuindersgronden kwamen arbeiderswoningen. De stad groeide en slokte Tolsteeg op.

Boek
Peter Sprangers van de Historische Kring Tolsteeg Hoograven (HKTH) vindt het belangrijk om de geschiedenis van dit gebied te bewaren. In zijn nieuwste boek, met veel oude foto’s, kaarten en verhalen, beschrijft hij in detail hoe deze zuidelijke kant van onze wijk uitgroeide van een idyllische buitengebied tot een druk (en vies) industrieterrein. Het boek is verkrijgbaar bij de Utrechtse Boekenbar op de Westerkade of door een mailtje te sturen naar de HKTH: info@hkth.nl Kosten €28,95 voor 165 pagina’s hardcover.

Grote brand in de Utrechtsche Asphaltfabriek langs de Kromme Rijn in 1918 – Foto: Het Utrechts Archief
Boek van Peter Sprengers – Historische Kring Tolsteeg Hoograven

Indië Monument

Op de begraafplaats St Barbara staat bij de entree een monument voor de 52 Utrechters die na de oorlog sneuvelden in Nederlands Indië en Nieuw-Guinea. Het werd op 18 december 1999 onthuld door toenmalig burgemeester Annie Brouwer. Daar ging een heftige politieke strijd aan vooraf: een clash tussen veteranen en nabestaanden die naar een herdenkingsplek zochten voor hun gesneuvelde kameraden en familieleden, versus de lokale politiek. Die laatste was intern verdeeld over wat passend zou zijn nu de misstanden tijdens de politionele acties voor het grote publiek duidelijk waren geworden.

Verhaal áchter het monument
Wijkgenoot Hans Versnel is in Batavia geboren. Zijn vader werkte voor de Engelse koopvaardij en belandde in een Jappenkamp. Na de oorlog verhuisde het gezin terug naar Nederland. Voor zijn studie belandde Hans in Utrecht Oost, waar hij nog altijd woont. Hij werkte lange tijd op het stadhuis en raakte zo – mede door zijn Indische achtergrond – in de jaren 90 nauw betrokken bij de totstandkoming van het monument. Het is de periode dat burgemeester Opstelten werd opgevolgd door Annie Brouwer. Hans publiceerde later in 2008 het naslagwerk Klappermelk & Klompen met vertellingen door veteranen. Vooral het afsluitende interview met CDA-wethouder Ernst Haitsema geeft een spannend inkijkje in de politieke strijd destijds. Een interessante lezing voor wie het verhaal áchter het monument wil weten.

Naslagwerk over het monument

Maliebaanstation

Oosterspoorlijn
De Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) opende op 10 juni 1874 op de Oosterspoorlijn Hilversum – Lunetten een station aan de landelijke oostkant van Utrecht, het Maliebaanstation. Aanvankelijk had HIJSM de Oosterspoorlijn gepland over de singel en dwars door het Zocherpark, maar dat ging na protesten van burgers en gemeenteraad niet door. Wel moesten voor de nieuwe locatie hoveniers en buitenhuizen plaats maken. In de beginjaren maakte ook concurrent Staatsspoorwegen gebruik van het Maliebaanstation o.a. als verbinding tussen haar zuidelijke en noordelijke netwerk. Het werd ook opstapplaats voor de trein naar Brussel en Parijs. Het Maliebaanstation kreeg internationale grandeur!

Teloorgang
Het Maliebaanstation werd al snel minder druk toen de HIJSM in 1885 een halte op de Biltstraat opende, waardoor reizigers makkelijk konden overstappen op de populaire paardentram van en naar Zeist / De Bilt. Ook de klandizie van de Staatsspoorwegen verdween na de fusie in 1890 met NRS (Nederlandsche Rhijnspoorweg), de latere NS. Deze nieuwe combinatie investeerde fors in het station aan de westkant van de stad, het latere Utrecht C.S. De genadeklap voor het passagiersvervoer kwam in 1907 met het opheffen van de Utrechtse paardentram die op het voorplein een grote halte en stallen had.

Zwarte bladzijde
In de oorlog kreeg het station tijdelijk een militaire functie o.a. voor transport van Duitse verlofgangers. Zwarte bladzijde in de geschiedenis zijn de twee treinen waarmee in 1942 honderden Utrechtse Joden zijn gedeporteerd. Over de oorlogsjaren is in het Spoorwegmuseum (geopend in 1953) een speciale afdeling ‘Beladen Trein’ ingericht.

Petje af
Na de oorlog zat in het station het Bureau Van Verloren Goederen van de spoorwegen met meer dan 50.000 (nooit opgehaalde) petten en hoeden in de opslag. Sinds 1953 doet het station dienst als Spoorwegmuseum.

Maliebaanstation in 1880 – Foto: Collectie Spoorwegmuseum
Postbesteller, bokkenkar en een paardenrijtuig van vervoerder Van Gend & Loos in 1895 – Het Utrechts Archief
Halte Biltstraat, opgewaardeerd in 1908 – Het Utrechts Archief
Na de oorlog fungeerde het ongebruikte station als Bureau Van Gevonden Goederen
De ijzeren luchtbrug voor voetgangers tussen Bolstraat en Eerste Baanstraat, gebouwd in 1900 en – onder zwaar buurtprotest – afgebroken in 1967 – Het Utrechts Archief
Schoolplaat met sfeerbeeld – Collectie Spoorwegmuseum @1880

De Apenrots

Herman de Waal is de ontwikkelaar van Rijnsweerd-Zuid, een woonwijk die eind jaren 70 is gebouwd vanuit een antroposofische gedachte, zie de originele brochure. Hij liet er door architect Ton Alberts ook een woonhuis voor zijn eigen familie bouwen op de Johan Buziaulaan 15-19. Het bureau Alberts en Van Huut heeft later een aantal spraakmakende antroposofische gebouwen gemaakt, zoals het hoofdkantoor van de NMB Bank in Amsterdam Bijlmer in 1987.

Organische bouw
Vanwege de organische vorm kreeg het woonhuis eerst de bijnaam Zandkasteel, later de Apenrots. Dochter Rosanne de Waal vertelde dat architect Ton Alberts (1927-1999) en haar vader eerst een model (1:50) van klei boetseerden, om vervolgens met de metselaars in het werk tot de definitieve vorm te komen. ‘Het huis groeit als het ware uit de grond en opent zich als een lotusbloem naar de zon’, aldus Herman de Waal. In 2001 is het huis afgedekt met titanium, omdat de bakstenen teveel water opzogen en gingen lekken. Nog altijd woont er familie in het huis. In 2024 is het woonhuis aangemerkt als jong monument.

Het huis net na de bouw in 1980 – foto: Het Utrechts Archief
Het kleimodel
Herman de Waal. De Apenrots werd in 2021 met titanium afgedekt. Foto: Michael Kars
Interieur in jaren 80 – foto: Het Utrechts Archief
Bureau Alberts en Van Huut bouwde in 1987 het nieuwe organische hoofdkantoor van de NMB (later ING) in Amsterdam Bijlmer – Foto: Nationaal Archief

Maliebaan

In maart 1636 werd de Utrechtse Illustere School verheven tot academie en was de oprichting van de Universiteit Utrecht een feit. De universiteit begon met vier faculteiten (een voorbereidende filosofische faculteit, theologie, rechten en geneeskunde), zeven hoogleraren en slechts enkele studenten, bepaald niet de 35.000 van tegenwoordig.

Ontspanning voor studenten
Om studenten te lokken, besloot de Vroedschap – het stadsbestuur – in 1637 tot de aanleg van een maliebaan. Paille maille was een chique frans woord voor maliespel: in zo min mogelijk beurten een houten bal, de paille, met een slaghout, de maille, naar het eind van de baan zien te krijgen. Het slaghout was voorzien van een fluwelen handvat (tevens de naam van de huidige ondernemersvereniging).
Binnen de stadsmuren van Utrecht was geen ruimte voor een lange baan, daarom werd besloten deze buiten de stadswal aan te leggen. De maillebaan kwam in het Oudwijkerveld, het gebied tussen stad en het klooster Oudwijk. De baan was circa 740 meter lang. Via een nieuwe stadspoort en een brug over de Stadsbuitengracht konden studenten en burgers naar de baan.

Maliehuis
Het speelveld kreeg aan beide kanten een lange schutting. Op de houten schotten stonden de afstanden. Het speelveld zelf was bedekt met gemalen schelpen. Om de maliebaan een voornaam aanzien te geven, werden aan weerszijden van de baan liefst vier rijen bomen geplant: zeshonderd populieren en twaalfhonderd linden. De bomen gaven de Maliebaan niet alleen een groen karakter, maar boden de spelers ook bescherming tegen regen en wind.
De gemeente kocht bovendien de nabijgelegen herberg Het Gulden Vlies aan. Het pand werd verbouwd tot Maliehuis, waar materiaal voor het spel kon worden gehuurd en opgeslagen. Ook konden spelers hier terecht voor een drankje. De Maliemeester werd belast met het toezicht en onderhoud van de baan.

Einde oefening
De baan trok steeds meer burgers die een ommetje maakten vanuit de stad. Er verschenen theehuisjes en later zelfs stadsvilla’s. Het onderhoud van de baan bleek een voortdurende bron van zorg voor het stadsbestuur. Vuil en afval werden op de baan gedeponeerd, bomen raakten beschadigd en delen van de houten schuttingen werden gesloopt. Ruiters en koetsen reden de baan stuk, waardoor deze in een modderpoel veranderde.
Het maliespel verloor in de loop van de zeventiende eeuw aan populariteit. De baan kreeg als upgrade nog een paar honderd extra meters, maar in 1796 was het einde oefening. De houten schotten en palen werden verwijderd. Wat bleef was een park voor de burgerij van Utrecht. In 1811 werd de middenbaan verhard tot rijweg voor de wapenschouw van keizer Napoleon Bonaparte op 7 oktober.

Buurt: Buiten Wittevrouwen | kaart

Tekening van Herman Saftleven 1660 – Het Utrechts Archief
Ingekleurde prent van Jan van Vianen 1685 – Het Utrechts Archief