Categoriearchief: historie

Fockema Andreae

De brede Fockema Andreaelaan herbergt bekende instellingen, waaronder het Bonifatius College, de Spoedeisende Hulp van het Diakonessenhuis en de nieuwe wooncampus De Kwekerij. Deze zijn van groot maatschappelijk belang en passen goed bij de naamgever van de straat: Joachimus Pieter Fockema Andreae (1879-1949), wiens aanzienlijke staat van dienst zich uitstrekte van wethouder Openbare Werken vanaf 1907 tot aan het burgemeesterschap van 1914 tot 1933.

Modern Oost
Stedenbouw, grondpolitiek, woningbouw, stadsontwikkeling … allemaal termen die begin 20ste eeuw in zwang raakten, toen de overheid meer regie ging nemen bij de ruimtelijke ordening van ons land. Fockema Andreae had een uitgesproken afkeer van speculanten die historische gebouwen sloopten ten gunste van – in zijn ogen – smakeloze nieuwbouw. Hij zette zich daarom in voor behoud en restauratie van monumenten, zoals de Domtoren, terwijl hij tegelijkertijd modernisering en uitbreiding van de stad buiten de singels nastreefde. Zo kreeg het ‘moderne’ Oost haar Schildersbuurt, het Stedelijk Gymnasium aan de Homeruslaan en het Diaconessenhuis (toen nog met een c geschreven).

Stichter van Oud-Utrecht
Fockema Andreae geldt ook als stichter van de vereniging Oud-Utrecht, die zich al een eeuw lang inzet voor onderzoek en behoud van erfgoed in Utrecht. Recentelijk schreef historicus Maarten Brinkman in het jubileumnummer van het gelijknamige tijdschrift over Fockema Andreae, die tot aan zijn overlijden in 1949 ook erevoorzitter was van Oud-Utrecht. De destijds zeer populaire burgemeester had namelijk een grote passie voor erfgoed en stedenbouw. Zijn motto: behoud bestaand stedenschoon en bouw tevens nieuwe stedelijke schoonheid.

Lees het hele artikel van Maarten Brinkman uit het jubileumnummer van Tijdschrift Oud-Utrecht, met als thema ‘100 jaar passie voor Utrecht’ (juni 2023)

In 1926 schonk de burgerij van Utrecht een bank in het Wilhelminapark ter gelegenheid van 12,5 jaar burgemeesterschap van Fockema Andreae – Foto: Het Utrechts Archief
Het Bonifatius College zit aan de Fockema Andreaelaan – foto Arnoud Wolff
Fockema Andreae in zijn laatste jaar als burgemeester (1933) – Foto: Het Utrechts Archief

Burgemeester Reigerstraat

De naamgever van de Burgemeester Reigerstraat kreeg in 1909 kort na zijn overlijden een borstbeeld aan de Maliebaan. Bernardus Reiger werd in 1845 geboren in Groningen, begon als ondernemer (hij was firmant in een beetwortelsuikerfabriek), kwam in 1877 in de Utrechtse gemeenteraad, om in 1891 benoemd te worden tot burgemeester, de functie die hij tot aan zijn dood in 1909 bekleedde.

Parken, trams en armenzorg
In die tijd breidde de stad uit buiten de singel en kwam met name Utrecht-Oost, tot dan toe voornamelijk hoveniersgebied, tot ontwikkeling. Reiger was nauw betrokken bij de aanleg van parken, een elektriciteitscentrale en een tramnetwerk (ook in Oost). Ook zorgde hij dat veel huizen (ook van de ‘kleine man’) een gasaansluiting kregen. Hij wordt geroemd als bekwaam bestuurder en een man van groot gewicht (ook letterlijk) die zich als liberaal politicus niet alleen inzette voor het bedrijfsleven maar ook voor bijvoorbeeld de armenzorg.

Burgemeester Reigerstraat
De aanleg van de Oosterspoorlijn in 1874 doorsneed de drie Baanstegen die haaks op de Maliebaan het hoveniersgebied inliepen. De derde (meest noordelijke) Baansteeg kreeg een spoorwegovergang. Onder de rooilijnverordening werd de Derde Baansteeg in 1909 verbreed, verhard en in 1911 als hommage aan de burgemeester hernoemd tot Burgemeester Reigerstraat. Het laatste stuk vanaf Oudwijkerdwarsstraat richting de Nicolaasweg heet nog altijd Baanstraat. Overigens werd in 1913 onder de rooilijnverordening ook de Nachtegaalstraat verbreed om dezelfde reden: een goede doorgang maken van binnenstad naar het Wilhelminapark en omgeving.

Buurt: Maliebaan | kaart
Foto’s Het Utrechts Archief

Baanstraat in 1910 (met trambaan)
Borstbeeld Malieblad (1911)
Spoorwegovergang (1902)
Rotonde Reigerstraat (1939)

Beeld Wilhelmina

In 1898 werd het nieuwe park vernoemd naar de net gekroonde koningin Wilhelmina (1880-1962). Eind jaren 50 ontstond het idee om de inmiddels weer prinses geworden Wilhelmina in 1960 voor haar 80ste verjaardag te eren met een standbeeld. Zij weigerde echter om mee te werken (‘niet nóg een standbeeld’) en pas na haar dood in 1962 gaf dochter koningin Juliana alsnog toestemming. Met als voorwaarde: een lage sokkel opdat ze niet boven de mensen zou staan. Mari Andriessen verbeeldde haar ‘in al dat bont, in al die jassen’ n.a.v. een gedicht van Scholte Noordholt. Het beeld is onthuld in 1968 door Koningin Juliana.

Radio Oranje
Het monument herinnert de inwoners van Utrecht aan de ‘Moeder van het Verzet’. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de koningin in ballingschap vanuit Londen via Radio Oranje de Nederlandse bevolking vele malen toegesproken. In deze radioredes legde de koningin de nadruk op het herwinnen van de vrijheid. Toen koningin Wilhelmina naar Nederland terugkeerde, was de Tweede Wereldoorlog nog niet afgelopen. Op 13 maart 1945 stak de vorstin vanuit België bij het Zeeuws-Vlaamse Eede de grens over. 

Onthulling op 6 september 1968 door koningin Juliana in bijzijn van burgemeester De Ranitz – foto: Het Nationaal Archief

Stevens Fundatie

De Stevens-Fundatie aan de huidige Kruisstraat was een hofje met 50 vrijwoningen (zonder huur) bestemd voor protestantse getrouwde ambachtslieden, in 1860 gesticht uit de nalatenschap van notaris Gerard Stevens (1807-1857). In 1968 is het ondanks felle protesten grotendeels gesloopt, slechts het hoofdgebouw op de hoek Kruisstraat – Biltstraat (waar nu de bussen doorheen denderen) staat nog overeind. Je herkent het aan de grote letters ‘Stevens-Fundatie’ op de voorgevel.

Cholera uitbraak
Tijdens grote cholera uitbraak in 1866 speelde de fundatie een opvallende rol. De stad Utrecht werd zwaar geraakt, 5x meer doden dan het landelijk gemiddelde. Vooral in overbevolkte buurten als Wijk C. Maar aan de bewoners van de fundatie ging de uitbraak voorbij. De architectuur van Van Lunteren bleek de redding: de beneden etages bestonden uit één kamer, zodat de woningen goed konden doorluchten.
En heel vooruitstrevend voor die tijd: drinkwater kwam uit twee pompen op het voorterrein, terwijl de wasruimte achter het gebouw was. Die scheiding bleek een cruciale verdedigingslinie tegen de cholerabacillen. De landelijke overheid besloot daarop hygiëne in de volkshuisvesting de hoogste prioriteit te geven.

Studentenhuisvesting
In de jaren 30 werd de Kruissteeg te smal voor het toegenomen autoverkeer naar de nieuwe overburen zoals de Rijks HBS (nu Parnassos) en de Park Tivoli. In 1955 ‘pikte’ de gemeente de voortuin van het hofje in en verbreedde de weg. Het oog viel op het héle hofje toen Tivoli ruimte zocht voor een nieuwe concerthal. De gemeente kocht de fundatie daarom in 1959 op. De uitbreidingsplannen van Tivoli verdwenen echter in de prullenbak na aankondiging van het nieuw te bouwen muziekcentrum Vredenburg. Via de SSH mochten er tijdelijk studenten wonen, voor hen een paradijs op aarde vanwege de grote groene binnentuin. Sloop konden ze later ondanks protesten niet tegenhouden. Op het hoofdgebouw na ging alles in 1968 plat.

Rijksmonumentale waterpompen
Na de sloop bleef het braakliggende terrein jarenlang een sjofele parkeerplaats, totdat er een complex voor sociale woningbouw werd neergezet, bovenop de nieuwe parkeergarage voor de nabijgelegen schouwburg. De twee waterpompen werden tot rijksmonument verklaard en kregen een plek bij de Jacobikerk.

Het nog bestaande hoofdgebouw aan de Kruissteeg (nu Kruisstraat), gezien vanuit de Biltstraat – Foto: Het Utrechts Archief
Het verderop aan de Kruissteeg gelegen Concertgebouw Tivoli in 1929 – Foto: Het Utrechts Archief

Hoveniers van Oost

Utrecht, en zeker Oost, heeft een rijke tuindershistorie. Zo was Abstede eeuwenlang de moestuin van de oude ommuurde stad. Toen de stad ging uitbreiden buiten de grachten, schoven de hoveniers (Utrechtse naam voor tuinders) steeds verder op, tot aan Maarschalkerweerd toe. De buitenexpositie op Koningshof laat deze rijke geschiedenis zien.

Hoveniers
Oost was eeuwenlang de groentetuin van de bemuurde stad. Op de vruchtbare klei van de Kromme Rijn en zijtakken als de Minstroom was het goed tuinieren. De tuinders werden hoveniers genoemd, afgeleid van ‘de hof’, een smalle, langgerekte moestuin achter het huis. Bewoners tuinierden lange tijd binnen de stadsmuren, maar vanaf de 17de eeuw steeds meer erbuiten. Zoals in het Absteder buitengerecht (buurt met enkele stadse rechten) dat net buiten de Tolsteegpoort lag, een van de vier hoofdingangen van de stad. Bekende hoveniersfamilies in Abstede waren Agterberg, Jongerius, Koot en van Zijl.

Vruchtbare grond
De hoveniers in Abstede legden zich toe op winterspinazie en rode kool, gewassen die al vroeg in het voorjaar geoogst konden worden. Zo konden ze in de zomer en het najaar weer andere gewassen als bladgroenten, uien en prei telen. De vruchtbare gronden van Abstede leverden het hele jaar door opbrengst. De oogst werd met paard en wagen of hondenkar naar de markten in de stad gebracht, of verkocht aan de deur. Later nam de klokveiling (Paardenveld, later Croeselaan) de rol van handelsplaats over.

Einde groenteveiling
De stad breidde vanaf de 19de eeuw snel uit buiten de singels en de hoveniers schoven – gedwongen door oprukkende industrie en woningbouw – steeds verder op richting het buitengebied Maarschalkerweerd. Toen de Utrechtse groenteveiling eind 20ste eeuw haar deuren sloot, verdwenen ook de laatste hoveniers uit de stad. Groente en fruit kwamen inmiddels vanuit de hele wereld naar Utrecht.

Expositie Utrechtse hoveniers
Koningshof, dat is gevestigd in en rond de oude kassen van de bekende hoveniersfamilie Jongerius, zet zich in om het groene erfgoed van de hoveniers levend te houden. Zo kun je langs de moestuinen de buitenexpositie met titel ‘De hoveniers van Utrecht’ bekijken. Aan de hand van panelen met oude foto’s, prenten, landkaarten en anekdotes kun je de ontwikkeling door de eeuwen stap voor stap heen volgen. Verhalen over harde winterspinazie en rode kool, bijnamen als De Bril, De Blauwe en De Kraaij, de veiling en de rol van de katholieke kerk. Een aanrader voor wie wil begrijpen waarom bijvoorbeeld Oost zo’n merkwaardig stratenplan heeft en in het straatbeeld nog zoveel oude boerderijen en moestuinen zijn te zien.

Bekijk de expositie ook digitaal.

Hovenier met groentekar op de Notebomenlaan rond 1900 – Het Utrechts Archief
Tuinders aan het werk op een hof achter de Maliebaan 1860 – Het Utrechts Archief
Hovenierswoningen langs de Abstederdijk in 1829 – Het Utrechts Archief
Infopanelen op een typische éénruiter moesbak – Arnoud Wolff
Hoveniersgeschiedenis in Oost, speciale uitgave van Afdeling Erfgoed (2010)

Oosterbuurt

Ingeklemd tussen de Minstroom, Oosterstraat en Oudwijkerdwarsstraat ligt de Oosterbuurt. Honderd huizen, en van oudsher een sterk buurtgevoel. Toen in de jaren 50 Utrecht grootse plannen had om de binnenstad, met name Hoog Catharijne, via brede invalswegen beter bereikbaar te maken, dreigde grootschalige sloop van dit buurtje. De Oosterbuurt lag letterlijk in de weg. De gemeente begon de oude panden op te kopen en liet die verkrotten in afwachting van de sloopkogel.

Roerige jaren 70 en 80
Maar de buurt kwam in opstand. Actiegroepen werden opgericht en er volgden protestacties, ronkende buurtberichten, felle juridische procedures en luidkeelse aanwezigheid bij raadsvergaderingen. Toen in 1971 de Raad van State een streep door de plannen voor brede invalswegen zette, leek de strijd gestreden. Toch besloot de gemeente de sloopplannen door te zetten, maar nu voor nieuwbouw, wat voor bewoners hogere huren zou betekenen.

Verzoening
De protesten laaiden opnieuw op. Woningen werden gekraakt en door de gemeente weer ontruimd, het waren roerige tijden. Pas in 1983 trok de gemeente de sloopplannen in en luwde de strijd. Op 15 mei 1985 metselde gemeente en buurtcomité als teken van verzoening een gedenksteen in de gevel van Zonstraat 28 met de tekst ‘Hier rust het ongenoegen van de Oosterbuurt’. Achter de steen ligt de afstudeerscriptie uit 1984 van rechtenstudent Gerben Schuhmacher over de strijd in de jaren 70 en 80.

Strijd tegen uitponden
In 2019 hing het opnieuw actief geworden buurtcomité een spandoek aan de gevel van Zonstraat 21 om het uitponden (verkopen van een huurwoning als de huurder vertrekt) door Mitros (sinds 2023 Woonin) te stoppen. De Utrechtse woningcorporatie heeft de in de jaren 70 en 80 opgekochte woningen onder haar hoede. Nu de huizenprijzen fors gestegen zijn, wil zij bezit verkopen om elders in de stad (goedkoper) nieuw te kunnen bouwen. De buurt vreest echter aantasting van het buurtgevoel en protesteert. Oude tijden herleven! En opnieuw met succes: Mitros zegde toe tot 2024 te stoppen met uitponden in de Oosterbuurt.

Muurgedicht en tegeltableau
In juli 2020, precies 35 jaar nadat de buurt de strijd om haar bestaan won, onthulde wethouder Diepeveen in het bijzijn van leden van het buurtcomité en dichter Peter Drehmanns een gevelgedicht op de zijgevel in de Zonstraat. In 2021 volgde een tegeltableau met een archieffoto van de Zonstraat uit 1910 en in 2023 een paneel met de historie van de Oosterbuurt. Met deze symbolen houdt de Oosterbuurt de herinnering levend aan een lange strijd.

Lees hier het (digitale) boek Oosterbuurt, een buurt die wist te winnen (1986)

Actievoerders en wethouder plaatsen een gedenksteen (1985) – Foto: Het Utrechts Archief

Ambachtsschool

In 1877 kreek Utrecht in navolging van Rotterdam en Amsterdam een ambachtsschool met drie lesjaren, een aanvulling op de al bestaande tweejarige vakopleiding, de Burger-Dagschool. Het particuliere initiatief kwam van de Vereniging tot Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid. Het hoofdbeginsel was ‘bij den knaap den grond te leggen, waarop hij zich later kan vormen tot bekwaam en degelijk ambachtsman.’ Praktische vorming mét technische kennis.

Eerste Utrechtse Ambachtsschool
De vereniging huurde voor de eerste 22 leerlingen een lokaal in de Donkerstraat in de Binnenstad. Zes jaar later, na onstuimige groei, bouwde ze in 1883 op de oude hoveniersgronden tussen het Schoolplein en de Maliesingel een groot pand met praktijklokalen waar aanstaande timmerlieden, meubelmakers, smeden, schilders en machinebankwerkers het vak konden leren. De leerlingen namen een groot deel van de bouw zelf voor hun rekening, een eerste kennismaking met de praktijk.

Koninklijk bezoek
In 1907 kreeg de school ter gelegenheid van 30-jarig jubileum koninklijk bezoek: koningin-moeder Emma bezocht per koets de feestelijke Tentoonstelling van Schoolwerk. De ambachtsschool stond in hoog aanzien! De technische school was decennia lang de enige in de stad. Later bekend onder de naam LTS, de Lagere Technische School. In de jaren 70 trad het verval in. De duizend leerlingen kregen inmiddels onderwijs in een lekkend en stinkend gebouw, bepaald geen reclame voor vakonderwijs.

School wordt wooncomplex
In 1979 werd het schoolgebouw gesloopt door de firma C.A. Van Vliet, die balken en vloerdelen handmatig verwijderde en verkocht als hergebruikt bouwmateriaal. Alleen de oude directeurswoning (nu: Joke Smitplein 119), de conciërgewoning (nu: Maliesingel 11A) en het ooit door leerlingen zelf gemaakte ijzeren toegangshek langs de Schoolstraat bleven behouden. De grond lag jarenlang braak, pas in 1986 werden rondom een nieuw plein 120 nieuwe woningen in diverse formaten opgeleverd, een mix van sociale huur (86) en koop (34).

Joke Smit
De (mannelijke) straatnamencommissie van Utrecht wilde het nieuwe plein vernoemen naar Andries van Hulzen, een voormalig leraar smeedwerk van de ambachtsschool. Maar de nieuwe bewoners verwierpen dat idee. Ze opperden de naam van de Utrechtse Joke Smit (1933-1981), een icoon van het feminisme en in 1968 oprichter (samen met Hedy d’Ancona) van de Man Vrouw Maatschappij (MVM). De tijden waren veranderd.

Barcelona in Oost
Het plein speelt sindsdien een centrale rol in het sociale leven van de bewoners. In 2004 maakte kunstenaar Anook Cleonne Visser op verzoek een ontwerp voor een unieke slingerbank bekleed met blauw mozaïek. De naam: Sitting At The Dock Of The Bay. De bank werd bekleed met mozaïek a la Gaudi: Barcelona in Oost! Ook de uitvoering was bijzonder, want ROC-leerlingen namen het metselwerk voor hun rekening, geheel in de geest van de oude ambachtsschool.

Ambachtsschool aan het Schoolplein in 1902, wat sinds 1986 Joke Smitplein heet. Helemaal links de directeurswoning – Het Utrechts Archief
Oude hovenierswoning Maliesingel 11. Op het kavel aan de achterkant werd in 1877 de Ambachtsschool gebouwd. Het gemeentelijke monument heeft de kenmerkende ritme van 2×2 ramen met voordeur en een mansardedak. Om het eenvoudige huisje cachet te geven is de voordeur omlijst.
Ambachtsschool aan Schoolplein – 1895
Directeurswoning bleef sloop bespaard – 1979
Timmermanswerkplaats – 1910

Kromhoutkazerne

In 1815 bracht de Nieuwe Hollandse Waterlinie de stad Utrecht binnen de bescherming van de Waterlinie. Vanuit Fort Vossegat, in gebruik vanaf 1819, kon de bocht in de Kromme Rijn, een zwakke schakel, verdedigd worden. Honderd jaar later bouwde het leger achter het fort in de boomgaarden langs de Vossegatsedijk (nu Vossegatselaan) de Kromhoutkazerne.

Paviljoenstructuur
De kazernenaam is een ode aan J.H. Kromhout (1835-1897) die veel had geschreven over vestingwerken van de Waterlinie. De kazerne voor de Genietroepen werd officieel geopend in 1913 met hoofdpoort aan de Weg naar Rhijnauwen, later Prins Hendriklaan genoemd. De paviljoenstructuur met losse gebouwen rond een centraal plein was nieuw voor die tijd. In de paviljoens zaten werkplaatsen voor de Genie en ook een school, een kantine en zelfs een muziektent. Die laatste was van belang, omdat de Genie over het befaamd muziekkorps ‘De Harmonie’ beschikte.

University College
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de kazerne meer en meer een opleidingsrol. In 1998 verkocht Defensie het westelijk deel aan de universiteit voor het University College. Het oostelijk deel maakte in 2010 plaats voor de moderne gebouwen waarin nu drie van de zeven hoofdkwartieren (o.a Landmacht) van defensie gevestigd zijn. Alleen het bomvrije wachthuis (1849), de brug met de twaalf gaten (1862) en de tamboershut (1875) herinneren nog aan het oude Fort Vossegat.

De Kromhoutkazerne met rechts de nieuwe B.A.N.S. buurt aan de Laan van Minsweerd en onderin de nog onbebouwde Prins Hendriklaan, gezien vanuit Rijnswerd – Luchtfoto 1925
Kromhoutkazerne (links) en Fort Vossegat (midden) met rechtsonder het openlucht zwembad Timp in de Kromme Rijn. Via de ‘brug met de twaalf gaten’ (rechtsboven) gaat de Weg naar Rhijnauwen over de aftakking van de Kromme Rijn. Wie goed kijkt ziet het Rietveld-Schröderhuis linksbovenin – Luchtfoto 1930
De brug met de twaalf gaten is verwerkt in de nieuwe Kromhoutkazerne

Deken Roesbuurt

In 1894 verving de snelgroeiende katholieke parochie aan de Biltstraat haar oude kerkgebouw door de imposante Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopening kerk (met 1.400 zitplaatsen een van de grootste van ons land), een ontwerp van Alfred Tepe, de huisarchitect van het aartsbisdom Utrecht. De begraafplaats achter de oude kerk was in 1874 al verplaatst naar het einde van de Biltstraat, met een nieuwe naam: St Barbara.

Deken Roes
Rond 1900 stichtte de deken (kerkbaas) Th. Roes (1836-1913) achter de nieuwe kerk vijf buurtscholen aan de Adriaanstraat en Pallaesstraat, naar goed katholiek gebruik jongens en meisjes apart. Voor het onderwijs ‘huurde’ hij de Zusters van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort in. Die kregen in ruil onderdak in het nieuwe stadsklooster te midden van de scholen, met een nieuwe weg om er te komen: de Deken Roesstraat, een verlenging van de Badstraat. In 1909 werd de weg doorgetrokken naar de nieuw aangelegde Sweelinckstraat, waarmee het laatste stukje Kerkstraat (pad naar de OLV-kerk) verviel. Deze bouwwoede maakte van dit buurtje in Buiten Wittevrouwen een waar katholiek bolwerk.

Kerk en school gesloopt
In 1972 werd de grote kerk wegens gebrek aan bezoekers alweer gesloopt en in het klooster maakten de zusters plaats voor franciscaner monniken. Het pand van Ateliers De Wijde Doelen markeert de plek waar de kerk stond. Op de plek van de oude meisjesschool (School B) aan de Pallaesstraat werd in 1992 de (katholieke) Montessorischool gebouwd. De andere schoolpanden zijn in de loop der jaren verbouwd tot appartementen en kinderopvang. Het klooster, een ontwerp van Gerardus Ebbers, een leerling van Tepe, behield nog lange tijd zijn functie van godshuis totdat in 2018 de laatste monnik vertrok. Ook hier komen appartementen, hoewel de buurt protesteert tegen sloop van met name de monumentale veranda annex compacte kloostergang.

Klooster (links) aan de Deken Roesstraat met op de voorgrond de kloostertuin met moesbakken. De meisjesschool (rechts) uit 1902 aan de Pallaesstraat is in 1992 gesloopt. Daar staat nu de Montessorischool.
Situatie in 1902
OLV-kerk gezien vanuit de (onverharde) Kerkstraat, nu Sweelinckstraat – 1903
OLV-kerk aan de Biltstraat – 1908

Stolberglaan

De lommerrijke Stolberglaan had een drukke invalsweg kúnnen zijn. Dankzij bewonersprotest en het Rosarium is het er nog altijd rustig wonen, zo in de luwte van begraafplaats St Barbara. Maar het had niet veel gescheeld. Bewoner Rudo den Hartog schreef een boek over de woelige historie van de laan.

Rosarium topattractie
Na 1900 breidde de stad in hoog tempo uit voorbij het net geopende Wilhelminapark. Nieuwe straten werden uit de grond gestampt met namen als Koningslaan, Mauritsstraat en Frederik Hendrikstraat. In 1913 opende ook het Rosarium, een openbare rozentuin, dat uitgroeide tot een drukke attractie, mede door de aanvoer van bezoekers door tramlijn 2.

Plan Berlage
In opdracht van Burgemeester Fockema Andreae maakte de bekende stedenbouwkundige Berlage een uitbreidingsplan dat vooruitliep op de snelle groei van de stad. Hij voorzag zelfs een vliegveld in Oost! De tegenwoordige Stolberglaan was toen nog slechts een naamloos pad richting de polder en de daar gelegen schaatsbaan Vooruit. Berlage wilde er een brede weg van maken richting De Bilt en Zeist, langs het fort De Bilt. Echter lag het populaire Rosarium letterlijk in de weg. Verplaatsen of opdoeken stuitte op verzet in de lokale politiek. En ook Defensie was tegen: die wilde geen autoweg in de schootsvelden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Wonen op stand
Toch zag bouwondernemer Arie Godijn kansen voor woningbouw in de plannen van Berlage. Hij kreeg toestemming om 27 huizen te bouwen achter de Nassaustraat, te bereiken via de nieuw aan te leggen Graaf Adolfstraat, een verlenging van de Frederik Hendrikstraat. Het hoekhuis Nassaustraat 42 moest wel worden gesloopt om ruimte te maken (de ontsluiting achterlangs het Rosarium kwam pas na de oorlog). Bij oplevering in 1931 kon je een woning kopen voor 16.500 gulden of huren voor 1.100 per jaar. Dan woonde je in een van de duurste straten in Oost, ‘nabij park en tram’, zoals een advertentie aanprees.

Laan met bospad
Het plan van Berlage ging uiteindelijk aan Oost voorbij, maar in 1961 kwam de opvolger: het plan Feuchtinger. Dat voorzag in sloop van een groot deel van Oost om brede invalswegen richting het nieuwe winkelcentrum Hoog Catharijne aan te leggen. De watergang tussen de Stolberglaan en St Barbara werd daarvoor alvast gedempt, en de begraafplaats moest een strook grond inleveren. Ook dit uitbreidingsplan sneuvelde, mede door fel verzet van bewoners die met succes wezen op de ecologische waarde van de groenstrook, wat later is bevestigd en vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark en omgeving’. Door de ‘gronddeal’ werd de groenstrook, in de volkmond ’t Landje genoemd, wel breder. Over de gedempte sloot loopt nu een bospad, welbekend bij wandelaars richting Bloeyendael.

Leestip: De Schaal van De Lerma over de bewogen periode van de Stolberglaan tijdens de bezetting 1940-45

Alleen via de Graaf Adolfstraat kon je de nieuwe Stolberglaan bereiken (1930) – Het Utrechts Archief
Plan Berlage / Holsboer 1920 (uitsnede)