Tot 900 jaar geleden was Oost niet meer dan een woest, drassig land met uitlopers van de Rijn, vol kreken en moerassen. Toen kreeg Utrecht stadsrechten (2 juni 1122) en damde bisschop Godebald de Rijn af bij Wijk bij Duurstede. Het grote ontginnen van de oostzijde van de stad kon beginnen. Oost kreeg droge voeten.
Groentetuin van de stad
De afdamming veranderde de waterlopen. Het Rijnwater stroomde niet langer via de oostkant van Utrecht naar de Zuiderzee, maar via de Lek naar de Noordzee. De Kromme Rijn en de Minstroom zijn gekanaliseerde restanten van de oude Rijnloop. Ook de waterweg naar de Zuiderzee (IJsselmeer) werd kalmer en heet nu de Vecht. Om de handel met Duitsland via de Rijn te behouden groef men een kanaal naar de stad: de Vaartsche Rijn. Het ontginnen en kanaliseren bracht de jonge stad groot voordeel: op de vruchtbare kleigronden was het goed boeren. Oost, met name Abstede, groeide in de loop der eeuwen uit tot de groentetuin van de stad.
Nicolaasweg
In de oude rivierbedding van de Rijn lag een hoger gelegen stuk land wat nu het Hogelandsepark heet. Aan de oever werd in 1135 een vrouwenklooster gesticht met een grote lap vruchtbare grond eromheen: de Abdij van Oudwijk. Oudwijk is een verbastering van Uitwijk, een gebied buiten de ommuurde stad. De woeste gronden tussen de stad en dit klooster heette het Oudwijkerveld. Kerkgangers uit De Bilt konden via dit hogere deel in de rivier de Rijn doorsteken en naar de parochie van de Nicolaaskerk in de stad lopen. Dit lange kerkpad slingerde zich tussen de hoveniersgronden in Oost en kreeg de (bij)naam Nicolaasweg.
Maliebaan
In 1636 richtte Utrecht een universiteit op. Om studenten te trekken legde ze net buiten de grachten een speelveld voor het toen populaire maliespel aan, de Maliebaan. Publiek en bezoekers bouwden in de loop der tijd langs de baan theehuizen en stadsvilla’s. Deze voorzichtige stadsuitbreiding kreeg vaart in de tweede helft van 19de eeuw. Oost kreeg een spoorlijn, het Oosterspoor, met in 1874 een prachtig Maliebaanstation. Op verzoek van een clubje vélocipèdisten werd in 1885 een van de wandelpaden van de Maliebaan bestemd als fietspad, het oudste van ons land.
Wilhelminapark
Rond de eeuwwisseling werden straten verbreed (Nachtegaal, Burgemeester Reiger) om de binnenstad beter bereikbaar te maken. Vanuit de stad bracht tramlijn 2 bezoekers naar het in 1898 geopende Wilhelminapark en later naar het nieuwe ziekenhuis, het Antonius Gasthuys (1910). Voorbij het park ontstond de Schildersbuurt waar particuliere woningbouwverenigingen zoals B.A.N.S. (1922) en WbV Utrecht (1919) huisvesting boden voor respectievelijk spoorwegpersoneel en middenstand (winkeliers, onderwijzers, ambtenaren).
Hollandse Waterlinie
De groei kende wel een fysieke grens: de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1871 werden de forten De Bilt en Vossegat verbonden met een militaire weg, gedekt, dus beschermd door hoge wallen. Natuurgebied de Zilveren Schaats is een zichtbaar restant. Fort Vossegat werd in 1913 uitgebreid met de Kromhoutkazerne (nu: University College). Na het opheffen van de Waterlinie kon Oost in de jaren 60 uitbreiden in de Johannapolder voorbij de monumentale huizen van Rietveld (1924) en Ravesteyn (1932). Zo ontstond de Uithof, tegenwoordig Utrecht Science Park.