Er zijn van die dingen die altijd hetzelfde moeten blijven. Vaste waarden waar men zich in deze verwarrende tijden aan vast kan klampen. De verzamelde middenstand van de Burgemeester Reigerstraat vormt al jaren zo’n troostrijk baken voor mij. Als ik mijn boodschappen doe, wil ik zwaaien naar de groenteboer, met de kinderen ‘kleine treinen kijken’ in de etalage van Langerak en zelf met een schuin oog checken of de Vooghel al open is.
Maar ja. De groenteboer is verhuisd naar Zeist; de huur in de Reigerstraat schijnt hoger te zijn dan je met frambozen en bloemkolen bij elkaar kunt verdienen, de prachtige winterse Märklin-spoorbaan bij Langerak maakt alweer plaats voor een decoratief geplaceerde klopboormachine (niets dat zo mooi zegt ‘de lente komt eraan’ als een klopboormachine) en de Vooghel is weg. What the fuck?
De Vooghel is weg, zo plompverloren als ik het hier opschrijf is het ook. Het ene moment heb je nog een kroeg die er al een eeuwigheid zit, waar je gelachen hebt en gehuild, waar je te veel hebt gedronken en te weinig hebt nagedacht, waar je verkeringen hebt uitgemaakt en liefdes hebt laten ontluiken en het andere moment heb je een smerige ruit waarachter je oud cafémeubilair en nieuwe zakken cement ontwaart.
De Vooghel. ik kwam er te weinig. En u ook, anders zat hij er nog wel. De Vooghel zat nooit gezellig vol met mooie, gelukkige mensen, zoals je bij Buurten wel ziet. En dat was nou juist zo goed aan de Vooghel. Ik heb er midden jaren 90 eens een oudejaarsavond doorgebracht. Mijn beste vriendin en ik hebben de hele avond pret gehad door van achter in de kroeg te roepen ‘Everybody happy?’ en telkens weer merken dat geen van de zwijgende drinkers aan de bar reageerde.
Buurten is het beste café van de wereld, je kunt er met je kinderen heen, met vrienden, met je ouders. Maar als op de plek waar eens de Vooghel zat nu weer een licht en vrolijk eetcafé komt, holt de wijk achteruit. Er moet toch (minstens) één plek zijn waar je geen verse jus kunt krijgen, waar je niet me je kinderen naartoe gaat, waar af en toe stiekem
een asbak op tafel verschijnt?
Een plek waarvan je vrienden zeggen ‘oi oi, als die allesbrander kon praten…’ een plek waar bier is en voetbal en muziek voor witte mannen, een plek waar je de barman kent en hij jou, een plek waar je altijd wel iemand aan de toog kunt vinden die er nog moedelozer uitziet dan jij?
De Vooghel. Ik mis hem nu al.
Claudia De Breij is cabaretière en woont sinds 1995 in Oudwijk (met een uitstapje naar Lombok tussen 2000 en 2005).
Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2011.