Homeruslaan 30 kent een rijke geschiedenis. In Oost is het winkelpand vooral bekend als snackbar (Friends tot aan 2024). In de oorlogsjaren zat er een sigarenzaak, met in de kelder een geheime, nooit ontdekte telefooncentrale van het verzet. Prins Bernard bezocht het pand direct na de bevrijding en sprak tegen de verzetsmensen over ‘onschatbare verdiensten voor het Vaderland’.
Nooit ontdekt
De wieg van Ingrid Steenbeek (in 1958 geboren in de Emmakliniek) stond in het woonhuis achter de winkel. “Mijn tante Besseltje (Bes) van Beek (1901-1993) begon als 14 jarige als dienstmeisje en behaalde later in de avonduren haar middenstandsdiploma. Vervolgens opende ze hier een sigarenzaak. In de oorlog mocht het verzet in de grote kelder een telefooncentrale, diverse radioapparatuur en een drukpers neerzetten. Ondanks de vele Duitsers die in de zaak hun dagelijkse rookwaren kochten, werd de kelder nooit ontdekt, zelfs niet tijdens meerdere invallen.”
Onlogische plattegrond
“Het winkelpand zat namelijk complex in elkaar, met een woonhuis achter de winkel die je via een lange gang bereikte. De kelderdeur zat halverwege de gang, ter hoogte van het portiek in de Lindestraat, de opgang voor de bovenburen. Tijdens invallen zochten de Duitsers overal, maar op deze plek direct achter het portiek verwachtten ze geen binnendeur, laat staan een trap naar beneden. Duitsers hadden namelijk geen idee dat dit soort panden ook een kelder konden hebben.”
Dekmantel
“Wél een probleem was dat winkel en achterhuis één en dezelfde ingang hadden. Het geregelde avondbezoek van telefonisten, drukkers en koeriers viel natuurlijk wel op, zeker bij de nieuwsgierige nsb-ers in de straat. Een soort van dekmantel was dat buurtgenoten ook buiten openingstijden bij de zaak konden aankloppen voor sigaretten of sigaren. En ook de kostgangers van de kamer die ze verhuurde, liepen in en uit. Bezoek was dus niet per definitie verdacht. Mijn tante vertelde ook dat de Duitsers dol waren op gratis snoep, koek en rookwaar. Dus ze relaxten liever in de winkel dan dat ze heel fanatiek gingen zoeken naar onderduikers en verzet.”
Gezellige buurtwinkel
“Na de oorlog kende de stad grote woningnood, daarom woonde ons gezin in bij mijn tante. Ik herinner me een gezellige buurtwinkel. De toonbank stond links. Rechtsachter was een gezellig zithoekje voor koffie (’s ochtends) of thee (’s middags). Daar werd wat afgekletst! Doordeweeks was de zaak eigenlijk de huiskamer, alleen op zondag ontvingen we bezoek in het achterhuis. Toen mijn tante met pensioen ging, wilde ze dolgraag een opvolger in de zaak die eigenhandig had opgebouwd. Het werd een snackbar, maar ook die had veel aanloop uit de buurt.”