Het leven is zoet in Utrecht-Oost, in de straat waar ik woon. Ik werk vaak aan mijn eettafel, beneden aan de straatkant, en zie mijn buurtbewoners zo’n beetje aan me voorbijtrekken. De man met de honden, de lachende man… Hoe zouden ze mij noemen? Ik maak me geen illusies.
Mijn ideale werkdag is als ik thuis blijf werken, en de dag begin met vers brood halen bij District. Het is alsof daar altijd de zon schijnt. De mensen daar hebben alle tijd van de wereld, ook zoiets. De man in het streepshirt rekent lachend af, de moeders die net hun kinderen naar school hebben gebracht drinken hier gezamenlijk een latte, en och, daar zit mijn buurvrouw, ze roept mijn naam, steekt haar hand op. Op de weg terug naar huis koop ik yoghurt bij Olijfje, en abrikozen, ik passeer het handgeschreven uithangbord van Maria’s, bij Primus staan de tafeltjes en stoelen nog steeds of alvast buiten op de stoep. Aan de overkant van het zebrapad op de hoek bevindt zich een restaurant, het is nu iets met pasta, daarvoor was het tapas, daarvoor vis, en daar weer voor Vroom.
Vroom! Ik hield van Vroom, mijn gezin hield van Vroom, we gingen er eten als we iets te vieren hadden. Ik zie degenen die ons daar bedienden weer voor me, het meisje met het korte jaren twintig-kapsel en de zorgvuldige dictie, de jongen met het pierrothoofd, de glimlach van oor tot oor. Wat ze er serveerden was niet voorspelbaar, en best wel duur, maar daarmee des te feestelijker.
Een buurt verandert als je er woont. De eerste keer dat ik de straat in fietste, omdat er een huis te koop stond dat misschien iets voor ons zou zijn, dacht ik: ja. Het was een combinatie van schoonheid en verwelkoming, soeverein en vertrouwd. De magnolia in een naburige tuin bloeide, en nog steeds als die boom in bloei staat licht mijn hart op. Een tijdje woonden er een jongen en een meisje, hij had zijn haar in een staart en zij belandde in een rolstoel. Wat weet ik van ze? Niks, en alles, zoals ik ze dagelijks voorbij zag stiefelen, met hun beide teckels, vanachter de eettafel, de zon op tafel, het geluk nabij. Gauw, pak het voor het wegvliegt.
Marja Pruis woont sinds september 1999 in de Schildersbuurt. Ze is redacteur van De Groene Amsterdammer en schrijver. Ze won de Jan Hanloprijs voor haar essays en de J.L. Heldringprijs voor haar columns.
Deze column verscheen in de Oostkrant van september 2017